Verhaal Silvia
De ontdekking
Heb je al eens zo’n online test gedaan zegt Irene, mijn maatschappelijk werkster. Nee waarom vraag ik. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat jij PTSS hebt. Wat, ik?! Ik ben geen militair. Heb geen uitzending meegemaakt waarin ik te maken heb gehad met bermbommen, beschietingen, dodelijke slachtoffers of terreur. Ik ben ook geen politieagent die traumatische dingen heeft meegemaakt of een medewerker van de Ambulance. Dan zou ik het me namelijk wel voor kunnen stellen. Nee zegt ze. Maar ik weet wat je allemaal wel hebt meegemaakt en ik gun je dat het leven wat lichter voor je wordt. Als ik jou was zou ik eens kijken op de website van Psytrec. Ik ga naar de website en doe de zelftest. What the F… Het staat er zwart op wit. De vragen of misschien meer mijn antwoorden geven het aan. Het waren er maar 10 die ik moest beantwoorden maar wat ik op dat moment nog niet wist is dat het een levens veranderend traject zou gaan worden. Heeft u 6 of meer reacties met ja aangevinkt? Dan heeft u mogelijk last van een posttraumatische stressstoornis. U kunt zich eventueel aanmelden. Wat nu? Ik lees dat als je voor een behandeling in aanmerking wilt komen je jezelf kunt aanmelden voor een intake. Een telefonisch en twee opvolgende intakes op locatie. Het stormt in mijn hoofd, wat, als…En dan, wat dan…En hoe moet dat dan? Willem (mijn partner) heeft ook de test gedaan en zich aangemeld. We krijgen op dezelfde dag een telefonische intake. We zijn gespannen want we hebben het idee dat we weer door ons verhaal heen moeten en dat is zo verschrikkelijk dat we die pijn niet willen oproepen. De persoon aan de andere kant van de lijn is aardig, invoelend en na drie kwartier vragen beantwoorden, huilen en andere buikpijnen wordt er gezegd dat ik (en hij ook) een oproep krijg voor de intakes op locatie. Het is raar als je door bent naar de volgende ronde en alles in je schreeuwt ENG, PIJN, NAAR, …want eerlijk gezegd had ik nog steeds niet het idee dat ik een trauma had.
De intake
Het is donderdagmorgen en de wekker gaat vroeg. 03:30 uur is een tijd waarop ik normaal gesproken ook wakker wordt, maar nu wordt het wakker worden gevolgd door de wekker. Het is voor ons ver rijden en er is kans op files onderweg dus willen we op tijd vertrekken. Om 08:30 uur staat mijn 1e intake in Weert gepland. Het is nog diep in de nacht als ik met onze hond Maya naar buiten ga voor haar eerste ronde. Ze vindt het maar raar dat het vrouwtje zo vroeg met haar gaat lopen. Het is koud maar prachtig stil op straat. De maan staat laag en is mooi vol en het is zo rustig dat ik even wat rust ervaar. Geen mensen op straat en ik heb de hond bij me dus voel ik me veilig. Later zal ik leren dat dit een vorm van vermijden is.
Irene rijdt ons naar Psytrec in Weert. Als maatschappelijk werkster heeft ze ons al in barre bizarre omstandigheden bijgestaan en ook hierin wil ze ons ondersteunen. Er zaten nog geen drie weken tussen de telefonische intake en de 1e intake op locatie en we zitten op van de zenuwen in de auto. Het is maar goed dat we zelf niet hoeven rijden!
Aangekomen in Weert valt de omgeving ons op. Het is groen, bosrijk en er staan hele grote huizen. Bij het adres waar we moeten zijn, doemt een grote volwassen speeltuin op. Een voormalige Kazerne met oefenterrein leren we later. Los van elkaar worden we door een psycholoog opgehaald en daar gaan we. Hoe het precies ging weet ik niet meer, maar wat er wel was waren heel veel vragen. Vragen over gebeurtenissen, gevoelens, herbelevingen. Soorten trauma, A criterium, B criterium… Na drie kwartier ben ik murw. Ik ben op, verdrietig en emotioneel gesloopt. Ik mag terug naar de wachtruimte waar ik Willem in dezelfde conditie aantref. We zien cursisten langslopen (als je een traject doorloopt binnen Psytrec word je respectvol cursist genoemd i.p.v. cliënt) in sporttenue en later zien we ze ook op de baan bezig. Dat ziet er pittig uit. Na een kwartier duimendraaien, ijsberen en een warme chocomel is daar de psycholoog en ook een regiebehandelaar. Want ja, ik mag komen, ik mag het traject aangaan. Weer tranen en de gedachte om hard weg te lopen. Want zo erg is het toch allemaal niet. Al die jaren dat ik mijn gevoelens heb weg kunnen bagatelliseren, wegdrinken, wegfeesten, verdoven met medicatie, drugs, sm, heb kunnen vermijden…en nu moet ik het aangaan. Nee, ik krijg de kans om het aan te gaan, ik mag en ja, ik teken ervoor. Er kan nog een kink in de kabel komen. Ik moet door de volgende intake komen. Daarvoor krijg ik huiswerk mee. Lijsten die ingevuld moeten worden. Trauma’s die beschreven moeten worden. Er moet hard gewerkt worden voor die laatste intake.
Op tafel liggen de formulieren die ik in moet vullen. Als eerste de trauma’s. Wat heb je meegemaakt, wanneer, beschrijf de gebeurtenis, waar heb je last van en wanneer, in welke mate... Met Irene bespreek ik ze. Al snel is het formulier vol en we gaan verder op losse vellen. Zo stilstaand bij de gebeurtenissen gaat het mij pas opvallen hoe mijn leven is verlopen. Altijd was ik van gedachte dat het bij anderen erg was. Wat een ander meemaakte daar wilde ik in ondersteunen. Natuurlijk, dan hoef je niet naar jezelf in de spiegel te kijken en de gebeurtenissen onder ogen te komen die je onbewust wakker houden en je hebben gevormd tot wat of wie je bent geworden. Mijn camouflage, vaak behulpzaam zijn naar anderen hadden mijn eigen ik verstikt. Ik snapte bijvoorbeeld niet dat ik al zo’n 15 jaar om 03:30 uur ‘s nachts wakker werd tot ik eraan herinnerd werd dat ik met mijn ex R. een inbraak had meegemaakt. Hoe heb ik dat al die tijd kunnen wegdrukken. Of het moment dat Willem voor mij een prachtig verjaardagsfeest ging organiseren, hij wilde i.p.v. een standaard Sarah-pop een levensechte Sil in de tuin neerzetten. Met gips wilde hij mijn torso maken. Met bikini bovenstukje aan was ik op handdoeken en een kunststof kleed op bed gaan liggen en toen hij bezig was iets heel moois te maken, verstijfde ik. Ik ging rillen en was weg uit mijn lijf. Ik voelde me aangerand. ‘Waarom?’, dacht ik. Ik voelde me niet goed, ik wilde weg. Na het douchen en tijdens het rondje lopen met Maya vroeg hij wat er nou gebeurde. ‘Ik weet het niet.’, zei ik. Wat ik wel kon vertellen is dat ik me ontzettend smerig voelde. Aangerand. Hij werd er erg verdrietig van en sprak uit dat hij mij ondankbaar vond, want hij was bezig iets moois voor mij te organiseren. Een paar stappen verder viel bij mij het kwartje. Door mijn gevoel te benoemen, kwamen situaties uit een eerdere relatie naar boven. Mijn lijf heeft ervaringen vastgehouden en die kwamen op dat moment naar boven met lichamelijke herbelevingen.
De eerste keer
Het is oudjaarsavond. Mijn toenmalige partner (laat ik hem voor het gemak een teken $ i.p.v. een naam geven) en ik zijn met mijn schoonfamilie (tweemaal een schoonbroer waarvan een met vriendin en schoonouders plus nog vrienden van de familie) op skivakantie in Oostenrijk. De omgeving is prachtig en ik geniet van het skiën. Het is een niet al te groot familiehotel waar we verblijven en de relatie met de mensen van het hotel is vriendschappelijk. De middag is gebruikt om met zijn allen voor het hotel een sneeuwbar te maken. Het ziet er heel gezellig uit met veel lampjes erbij. Die avond wordt er lekker gegeten en er speelt een band in het restaurant. Na het verstrijken van 00:00 uur wenst iedereen elkaar een gelukkig nieuwjaar. Wat ik dan nog niet weet is dat mijn nieuwjaar op een verschrikkelijke manier zal beginnen. We gaan met zijn allen naar buiten om van het vuurwerk te genieten. Bij de bar staat de middelste zoon van de familie en ik kan drankjes bij hem bestellen. Lumumba wordt het. Chocomelk met brandy. Ik vind het smullen! Ik bedank hem voor de drankjes en daar gaat het mis. Vanuit het niets staat $ voor mij met grote ogen en een woeste blik en vraagt waar ik mee bezig ben. Niets stamel ik nog. Voor ik het weet, word ik aan mijn jas mee naar binnen gesleurd en de lift in gesmeten. Daar drukt hij mij tegen de spiegel aan en pakt hij met beide handen de kraag van mijn jas beet… Hij sleurt mij de lift uit naar de hotelkamer en laat de deur openstaan. Hij drukt mij tegen de muur aan en ik zie zijn oudste broer en een zoon van hun vrienden voorbijlopen. Ze kijken naar binnen en lopen door. Je was met hem aan het zoenen, geef het maar toe! Ik probeer nog uit te leggen dat ik dat op die afstand niet kan, maar ik krijg vuistslagen op mijn lijf die ik probeer af te weren. Dat is blijkbaar niet voldoende want hij plaatst zijn handen rond mijn keel en knijpt hem dicht. Dan wordt het wazig. Ik kom bij op bed. Boven op de dekens met mijn kleren nog aan. Ik voel me vreselijk, alsof ik een megakater heb en mijn keel en lijf doen pijn. Ik kan niet meer slapen en wil de kamer uit, maar ik merk dat de deur op slot is en de sleutel is weg. Ik zal moeten wachten. Ik heb voor de eerste keer doodsangst ervaren. De man waarmee ik samenwoon heeft iets bij mij gedaan waardoor ik ontzettend bang ben geworden en hij, hij slaapt. Door de onrust in mijn lijf kan ik niet meer slapen en blijf ik verstijfd van angst wachten op het licht wat een nieuwe dag aankondigt. Hij wordt wakker en gaat douchen. De balkons van de kamers zijn met elkaar verbonden dus ik bel op naar de kamer naast ons waar zijn broer en de zoon van vrienden slapen. Wil je alsjeblieft jullie balkondeur opendoen dan kan ik eruit. ‘Waarom?’, vraagt hij nog. ‘Omdat ik opgesloten zit.’
Als ik bij hen de kamer binnenkom, kijken ze mij raar aan. Beneden gekomen zit daar de rest van de familie. Zijn moeder zegt: ‘Nou zeg, wat zie jij eruit en je hebt weer hetzelfde aan als gisteren.’ ‘Ik voel me niet zo lekker.’, zeg ik. Wat ik eigenlijk had willen zeggen is: ‘Jullie zoon heeft mij gisteren zo mishandeld dat ik het bijna niet na had kunnen vertellen.’, maar ik houd mijn mond. Wat neem ik het mezelf kwalijk dat ik niet voor mezelf ben opgekomen, niet voor mezelf ben gaan staan en de waarheid heb verteld. Ik paste mij als een Barbamama aan, de voegkoningin en mezelf… ik liet mezelf in de kou staan. Het was niet veilig me op dat moment uit te spreken over wat er zich in de nacht had plaatsgevonden. ‘Hoe kom jij beneden?’, vraagt $, als hij mij aan de ontbijttafel ziet zitten. Ik kreeg niets naar binnen van eten, want ik voelde mij zo diep ellendig. Niemand behalve hij en ik wisten wat er gebeurd was. Die middag vroeg hij mij om een stukje mee te gaan rijden. We gingen naar een café waar hij en zijn familie vroeger vaak kwamen. Aan de stamtafel waar ik eerst nog moest luisteren naar een verhaal van vroeger kwam een soort van excuus. ‘Ik denk dat het door de Red Bull komt die ik gedronken heb.’, zei $, ‘Ik beloof je dat het nooit meer zal gebeuren.’
Slechte film
Het is zaterdagnacht 05:00 uur. Ik lig onderaan de trap en vraag me af wat er net is gebeurd. ‘Kom je naar boven, ik wil slapen.’, hoor ik hem zeggen. Het lijkt net een slechte film waarin ik ben beland. Mijn rug brandt enorm, m’n T-shirt is kapotgescheurd, mijn billen doen zeer en ik heb een ontzettende pijn in mijn maag. Ik strompel de woonkamer in op zoek naar de telefoon. Mijn vriendin aan wie ik uiteindelijk heb durven vertellen wat er in Oostenrijk is gebeurd, heeft gezegd dat ik altijd mag bellen als “zoiets” nog eens gebeurt. De telefoon gaat over, ze zegt: ‘Ik kom eraan.’ Hij mag niet weten dat ik mijn vriendin heb gebeld en werk de telefoon weg in een wasmand die in de bijkeuken staat. De voordeursleutel verstop ik in mijn onderbroek want daar komt hij aan. Ik tril als een rietje, want ik ben bang voor het monster dat hij op dat moment is. Ik hoor een auto aankomen en wil naar de voordeur lopen. ‘Wat ga jij doen?!’ Ik wil de deur opendoen en draai de sleutel in het slot. Mijn vriendin duwt aan de buitenkant en ik trek aan de binnenkant. Hij probeert de deur dicht te houden. ‘Laat me erdoor.’, huil ik, ‘als je me niet laat gaan, spring ik door het raam.’ Hij laat mij gaan, ik ren blootsvoets naar de auto, stap in en als in een Wild West-scene racen we weg. Hij komt ons nog achterna maar laat ons twee straten verder gaan. Bij mijn vriendin en haar vriend aangekomen wijst ze mij de logeerkamer. ‘Het is een beetje onhandig’, zegt ze, ‘zo slapen onder de zonnebank, maar hier kan je in ieder geval niets gebeuren.’ Haar vriend gaat nog verhaal halen bij $ want hij is zo ontzettend boos op hem en hij probeert wat spullen voor mij mee te krijgen. Mijn lenzendoosje is het enige wat hij meekrijgt. Het voelt onwezenlijk wat er is gebeurd. Ik ben verdoofd en probeer wat te slapen. De volgende ochtend rijden mijn vriendin en ik naar het strand. Er ligt nog wat sneeuw op het zand en de wind voelt als een verkoelende adem over mijn angst. ‘We moeten het je ouders gaan vertellen.’, zegt ze. Ik ben bang en durf niet maar ze rijdt toch naar mijn ouderlijk huis. Mijn ouders hebben al vaker vraagtekens bij mijn relatie gezet en hun vermoedens komen nu erger uit dan ze zich hadden kunnen bedenken. Dat, moet ik nu gaan toegeven. In mijn onderbuik heb ik altijd een angst gevoeld, maar ik heb er nog niet naar leren luisteren.
‘Wat komen jullie doen, zo vroeg op de zondagochtend?’ Mijn moeder kijkt me vragend aan. We gaan zitten op de bank en ik krijg het niet voor elkaar om het uit te spreken. Mijn vriendin praat: ‘$ heeft haar vannacht in elkaar geslagen.’ Mijn vader zegt helemaal niets maar valt stil. Hij vertrekt naar boven. Mijn moeder zegt: ‘Maar dat laat je je toch niet gebeuren!’ Het voelt als een messteek in mijn toch al zo pijnlijke rug. Verbaasd en verdwaasd begin ik te vertellen. Zoals altijd op zaterdagavond is hij met zijn vrienden op stap geweest. Nou, eigenlijk met de vrienden van zijn broer, want zelf heeft hij er geen. Hij wil mij daar nooit bij hebben, achteraf blijkt dat hij zich altijd als vrijgezel heeft gedragen tijdens het stappen, dus we gaan nooit samen op stap. Mijn vriendin en ik hebben de plaatselijke kroeg bezocht. Als $ thuiskomt, wil hij seks. Ik wil dat niet en vanuit het niets (ik lig met mijn lijf naar hem toe) heb ik een trap in mijn maag te pakken. Ik draai me om van de pijn en wend mij van hem af en bam, er komt nog een keiharde trap in mijn linker bil achteraan. Dan staat hij naast het bed aan mijn kant en sleept me het bed uit op mijn rug over het tapijt. Daardoor schroeit het vel van mijn rug af en scheurt mijn T-shirt kapot. In het halletje duwt hij me over de rand van de trap af en val ik over de treden naar beneden. Pap komt naar beneden: ‘Ik heb net de politie gesproken maar je moet zelf aangifte doen.’ We zijn met zijn allen stuk van mijn verhaal.
Op zondagavond komt $ naar het huis van mijn vriendin toe, hij heeft nu toch wat kleding en schoenen voor mij meegenomen, en vraagt of ik mee naar huis kom. Dat wil ik niet en ik eis dat hij het zijn ouders gaat vertellen. Ik werk bij het familiebedrijf en er moet wat geregeld worden. Het werk moet doorgaan maar ik wil op maandagmorgen eerst naar de huisarts om mijn verwondingen te laten nakijken en behandelen. Dat meld ik zijn vader. “Nou dat moet dan maar” is zijn antwoord. Daarna kan ik met de trein naar het werk. De huisarts noteert mijn verhaal, kijkt mijn blauwe plekken na en constateert natte brandwonden op mijn rug. Zijn advies, maak foto’s als bewijs voor bij de aangifte, en hij wenst me sterkte… Op de terugweg brengt zijn vader me naar mijn logeeradres. De andere medewerkers van het bedrijf mogen niet weten wat er is voorgevallen dus er wordt voorkomen dat ik met een collega mee kan rijden.
In de auto hoor ik van zijn vader dat het allemaal mijn schuld is. Ik ben te lief èn, het ligt aan mijn opvoeding… Ik ben stil want ik weet niet wat ik hierop moet zeggen, de man duldt geen tegenspraak. Als kind uit een arbeidersgezin begrijp ik door de woorden die hij gebruikt dat zijn familie op ons neerkijkt. Zij hebben een zaak en dat zijn toch andere mensen als het nest waar ik uit kom laten ze me vaak genoeg weten. Als klap op de vuurpijl belt zijn vrouw op. Het is een van de eerste mobiele telefoons die de man in zijn BMW heeft, een enorme bak van een carkit waar de telefoon nog met een snoer aan vast zit. Hoe is het met je, vraagt ze. Ik antwoord dat ik mij niet goed voel, dat mijn rug openligt en dat mijn kont helemaal paars is waarop ze met een piepstem antwoord: dat is toch gezond een paarse kont…
De week erop is $ jarig. Hij heeft weer een keer beterschap beloofd en ik heb geen aangifte gedaan, waar ik tot op heden nog spijt van heb. Op vrijdag kom ik thuis en op zaterdag, de dag van zijn verjaardag, gaan we samen op zoek naar een cadeau voor hem. Hij wil een mooie leren portemonnee en die krijgt hij ook van mij. ’s Avonds komen de verjaardagsgasten. Mijn moeder komt alleen. Mijn vader wil niet naar het huis waar zijn dochter is mishandeld en kan de man die het heeft gedaan niet zien. Er worden hoorbaar grapjes gemaakt. ‘Wat een zielenpiet is die vader van Silvia toch.’ Later op de avond vraagt mijn schoonzusje wat er is gebeurd. Ik vertel haar het verhaal en ze wil zien hoe mijn lijf eruitziet. Ik neem haar mee naar de badkamer en laat mijn rug en billen zien. In de badkamerspiegel zie ik haar gezicht betrekken van schrik.
Al in het begin van de relatie zijn er veel dingen geweest die niet kloppen. Zo heeft hij mij een keer de auto uit gezet en heb ik 10 kilometer naar zijn ouderlijk huis moeten lopen. Mijn fiets stond bij hen en die had ik nodig om weer naar mijn ouderlijk huis te gaan. Bij aankomst van het huis zat hij gewoon lekker te eten alsof er niets aan de hand was en deed zijn moeder heel verbaasd de deur open. Voor dat we ons huis kochten heeft zijn familie helemaal uitgezocht hoe het zat als ik mee tekende voor het huis. Dat ging niet open in alle eerlijkheid. Ik was bij hen thuis toen ik een briefje vond waar wat steekwoorden op stonden en een telefoonnummer en de naam van een notaris. Toen ik erom vroeg wat het was deden zijn moeder en $ heel vaag maar uiteindelijk kwam het eruit. Ik voelde daar heel veel bij maar kon dat niet uiten. Later tijdens het samenwonen werd hij na het stappen thuisgebracht door een van zijn broers vrienden. Althans dat dacht ik. Ik lag al op bed en zij tegen hem, nou, zijn auto klonk wel anders als normaal. Ja was zijn antwoord, die moet naar de garage. Via een collega kreeg ik de excuses van een dame. Zij was blijkbaar degene die hem had thuisgebracht en hij had haar geprobeerd te zoenen bij het afscheid. We hebben toen een afspraak gemaakt en zijn gek genoeg vriendinnen geworden. Bij deze dame mocht ik tijdelijk wonen tot ik een eigen ruimte had gevonden nadat ik eindelijk de moed had gehad bij hem weg te gaan. Ik krijg bij vertrek F 7.500, - mee. De notaris vraagt mij nog of dit klopt. Uh ja, dit zijn we overeengekomen. In mijn wil om hier snel vanaf te zijn heb ik met zoveel minder genoegen genomen dan waar ik recht op had. Het knokken en opkomen voor mijzelf zat er helaas nog niet in.
Na het beëindigen van de relatie werk ik nog wel in het familiebedrijf. Dit stopt zodra ik een nieuwe partner krijg. De telefoongegevens van het bedrijf worden uitgelezen en het blijkt dat ik hem een aantal keer gebeld heb. Dit is stelen van het bedrijf en daarom krijg ik mijn ontslag. Navraag bij het Juridisch Loket leert dat ze in hun recht staan… Mijn radar voor dit soort types als $ staan op dat moment nog niet aan. Het is iets wat ik door schade en schande in mijn verdere leven zal moeten ontwikkelen.
- Slapen. Ik word wakker met een grote druk op mijn borst. Op mij ligt $. Hij is in slaap gevallen. Ik heb hem niet thuis horen komen en ik heb ook niet gemerkt dat hij mij heeft gepenetreerd. Hij heeft zijn zaad geloosd en is in slaap gevallen. Bovenop mij -
De douche
Als ik onder de douche sta met mijn ogen dicht, heb ik altijd het gevoel dat ik word bespied. Alsof er iets mijn ruimte binnen komt en mij gaat aanraken. Ik kan het met mijn ogen dicht voelen hoe de hand dichterbij komt. Vlug moet dan het sop uit mijn ogen om te kijken of er echt niets is en eigenlijk is er nooit wat te zien. Behalve soms een van onze katten die het gezellig vindt bij mij in de badkamer te zijn. Het zit in mij maar waarom heb ik mij lang afgevraagd. Na mijn behandeling bij Psytrec gingen er laadjes open waarvan ik het bestaan niet meer afwist.
Het is ergens in de jaren ’90 en na mijn relatie en samenwonen met $ woon ik op mijzelf. Voor het eerst echt alleen. Het is er niet groot maar het is helemaal van mij. In mijn relatie met $ heb ik voor het familiebedrijf gewerkt en in mijn vrije tijd reed ik met een grote bus gerepareerde spullen naar filialen van bruin en witgoedwinkels. In die winkels werkte voornamelijk mannen en die vonden het maar wat stoer dat een dame op zo’n grote bus reed. Ik vond het vooral heel fijn omdat ik op dat moment baas was over mijzelf.
Een van die mannen stond plots voor mijn deur. Hoe hij achter mijn adres is gekomen weet ik niet maar zijn verhaal was dat hij zijn vriendin had weggebracht, ze deed aan stijldansen en had een wedstrijd in de buurt. Hij had tegen haar gezegd dat hij de stad in ging. Ik stond op het punt om onder de douche te stappen dus ik zei dat het allemaal niet zo goed uitkwam. Geen probleem was zijn reactie, ik wacht wel. Ondanks dat ik mij niet helemaal senang voelde ben ik onder de douche gestapt. Niet veel later schoof hij naakt het douchegordijn open en kwam naast een totaal overrompelde ik staan. Totaal verbouwereerd met deze situatie ben ik bevroren. Ik heb hem niet weggestuurd maar ik voelde mij allesbehalve fijn. Ik had deze man die niet de mijne was niet bij mij thuis uitgenodigd en al helemaal niet onder de douche.
Blijkbaar is mijn leven dusdanig hobbelig geweest dat ik bepaalde dingen uitvergroot en soms simpele ervaringen in traumagevoel om kan zetten. De opeenstapeling missers zorgen voor een ladekast van ongekende proporties met daarin allemaal traumatische gebeurtenissen. Wat ik mijzelf kwalijk neem is dat ik op dat moment niet mans genoeg was om hem de deur te wijzen, nee te zeggen en aan de andere kant had hij respect voor mij moeten hebben, weten dat het niet normaal is om ongevraagd bij iemand voor de deur te staan en dan ook nog onder de douche te stappen.
De Sneeuwengel
‘Ga maar op de grond liggen en maak maar een sneeuwengel.’ ‘What the fuck!’, denk ik, maar ik doe het toch. Ik voel me zo ongemakkelijk, maar dat is blijkbaar precies de bedoeling. ‘Wat gebeurt er, ga maar vertellen met je ogen dicht. Vertel maar wat je ziet, ruikt, voelt en proeft.’ Even later zit ik op handen en knieën met mijn ogen dicht in de houding waarin mijn ex mij verkracht. Een flesje bier voor mijn neus en een dildo in mijn hand. De exposure therapie zorgt voor angst, dat je je weer in de situatie bevindt waar je niet naar toe wil. Er is hier bij Psytrec echt geen vermijden meer aan. Dat waar je in het normale leven voor weg kunt lopen, daar ga je nu keihard heen. Weer die vragen: ‘Vertel maar wat je ziet, wat je voelt en wat je ruikt, proeft.’ Ik vertel dat hij mij vraagt om in zijn mond te plassen. Ik walg ga bijna over mijn nek en zeg dat ik het niet wil. ‘Wat ruik je?’, vraagt ze. Ik ruik op dat moment in de exposuresessie echt mijn urinelucht. De situatie waarin ik mij op dit moment bevind, is verschrikkelijk smerig. Hij ligt op zijn rug op de handdoeken die ik heb klaar moeten leggen en moedigt mij aan het te doen. Ik wil niet, maar ik moet. Ik moet door deze situatie heen, al weet ik dat het verre van normaal is en dat ik eigenlijk hier zo niet wil zijn. Ik dissocieer me door de hele gebeurtenis heen. Mijn gevoel schakelt uit en ik doe wat mij opgedragen wordt. Met terugwerkende kracht word ik bang, ziek, misselijk en ik hoor zijn stem in mijn hoofd. Het gorgelende geluid van mijn urine in zijn mond. Hij kreunt van genot, ik kan mij niet voorstellen dat dit lekker is! Daarna eist hij dat ik op handen en knieën ga zitten en ramt hij zijn geslachtsdeel mijn anus in. Ik krijs het uit van de pijn en dat is voor hem zo’n kik dat hij klaarkomt. Verdwaasd en krom van de pijn ruim ik alles op. Hij zit met een narcistische grijs op zijn smoel op de bank zijn shag te roken en drinkt zijn sterke drank. Dit soort avonden worden altijd aangekondigd. Het is voor mij een pijnlijk ritueel geworden waarin ik ver over mijn eigen liefdesgrenzen ga. Hij haalt van tevoren scènes van het internet en draait dvd’s in elkaar met de meest walgelijke filmpjes. Porno vind ik oké, maar dit is erg naar en voor mij afwijkend. Mishandeling, poep en plassex, het oprekken van de urinebuis. Ik probeer altijd een beetje onzichtbaar weg te kijken als hij het opzet. Hij draagt mij op om de bank te prepareren. Hij heeft bij de bouwmarkt plastic zeil ingeslagen. Dat moet als eerste over de bank. Daarna fleece dekens en handdoeken. Dat is mijn taak. Hij denkt dat door het kijken naar de filmpjes en veelvuldig schenken van wijn ik wat handzamer zal zijn. Ook hebben we het weleens gehad over een eerdere relatie waarin ik met bdsm kennis heb gemaakt en aan heb gegeven dit als prettig te hebben ervaren. Zijn intenties zijn heel anders. Dit is niet een fijn seksavontuur, dit gaat om mishandeling. ‘Je vond het toch zo fijn om pijn te hebben tijdens seks.’ ‘Ja, maar dat was anders, dat was een veilige setting.’, had ik moeten zeggen. Maar hij is zo jaloers op de relaties die ik hiervoor heb gehad, dat hij er op een bepaalde manier overheen moet. Een soort negatieve bewijsdrang maakt zich op zulke momenten van hem meester.
Toen deze scene voorbijkwam bij het behandelen van mijn trauma vertelde ik dat ik medeschuldig was, want ik had het niet voorkomen. Hij had mij klem met mijn verhaal over mijn positieve ervaring met sm/bdsm. Daar hield ik toch zo van. Dit moest ik voor hem over hebben, want anders stond ik op straat en ik kon nergens naar toe. Door het opzoeken van mijn eigen vermijdingsgrenzen, het zozeer iets anders willen voelen dan geestelijk lijden, nam hij bezit van mijn lichaam en verminkte hij mij op een plek waarvan ik niet eens wist dat het bestond. Ik schaamde mij zo erg dat ik moest vertellen dat ik last had van druppelen na het plassen omdat mijn plasbuis gemolesteerd was. De gynaecoloog waar ik onder controle stond, had gezien dat er beschadigingen zaten en zei (het was een Duitse): Das ist sadismus.’ ‘Heb je weleens ‘nee’ gezegd?’, vroeg de psychologe. ‘Ja, ik heb vaak genoeg gezegd dat ik het niet wilde. Ook het over hem heen plassen waar hij op kikte, vond ik te smerig voor woorden, maar ik heb het wel gedaan, want ik was bang van hem. Dan heb ik dit toch zelf in de hand gewerkt?’ ‘Nee’, zei ze, ‘jij mag verwachten dat iemand jouw ‘nee’ serieus neemt. Heb je dat filmpje over een kopje thee weleens gezien?’ Ik kende het niet. In het tekenfilmpje werd i.p.v. seks een kopje thee gebruikt. Het was een eyeopener. Ik leerde dat seks zonder toestemming verkrachting is. Mijn ‘nee’ had gerespecteerd moeten worden en ik vind dat ik zoveel respect voor mijzelf had moeten hebben dat ik na de eerste keer mijn koffer had moeten pakken. In 2019 kreeg ik de diagnose baarmoederhalskanker. Er wordt beweerd dat je lijf kan verkankeren op de plek waar je mishandeld wordt of problematiek beleefd. Ik geloof dat ik daar wel in geloof.
Een einde en een nieuw begin
Een wijze vrouw heeft ooit tegen mij gezegd: ‘Het kan voorkomen dat een ouder een kind met alle liefde wat het in zich heeft een trauma bezorgt.’ Waarschijnlijk heb ik haar heel raar aangekeken want ze ging verder. ‘Laat het me je uitleggen aan de hand van een voorbeeld uit mijn werkervaring toen ik bij de jeugdbescherming in den Haag werkte: Van een gezin dat bij ons onder de aandacht stond, vertelde de vader dat hij altijd zo leuk met zijn zoontje speelde. Ze deden een spel. Het zoontje sprong van de trap en de man ving het zoontje op. De vierde keer stapte de man opzij zodat het zoontje keihard op de grond viel. ‘Ik hou zoveel van mijn kind’, legde de man uit ‘dat ik mijn zoon wil leren dat je niemand kunt vertrouwen, behalve jezelf. Dat je altijd voorzichtig moet zijn.’ De wijze vrouw zei: ‘Dit is natuurlijk een vorm van pure mishandeling. Alleen zag de vader dat niet zo.’
Ik lig naast hem, op zijn ziekbed en houd zijn hand vast. Bij mijn weten ben ik nooit zo dicht bij hem geweest. Ja vroeger, heel vroeger als klein kind. Het is heel intiem als je zo dicht bij iemand bent, terwijl je weet dat hij gaat sterven. Het voelt voor mij helend zo dicht bij hem te kunnen zijn, ook al weet ik dat we bezig zijn met zijn afscheid. Ik houd van hem en zal hem moeten laten gaan want zijn lijf is op. Het lijf dat hem al zo lang in de steek laat. Ik zing zachtjes de liedjes voor hem die ik ga inzingen voor zijn uitvaart. Dit keer zonder schaamte, maar speciaal voor hem, omdat ik hoop dat hij mij hoort en zal begrijpen dat hij speciaal voor mij is. Dat is weleens anders geweest, want ik heb hem gehaat. Daar schaamde ik mij dan weer voor, want je moest toch houden van je ouders. Ik begrijp pas in mijn twintiger jaren waar zijn gedrag vandaan komt. Als getraumatiseerd oorlogskind, de Duitsers door de stad zien marcheren, bommen zien vallen, door de hongerwinter bijna je complete zicht kwijtraken, het opgroeien in een onveilig nest met een tirannieke, narcistische moeder. Maar dat was voor mij geen excuus om niet onvoorwaardelijk voor mij te gaan. Ik mocht er van mezelf niet boos om worden, hij had het zo slecht gehad. Mijn ouders waren heel blij met mij toen ze zwanger raakten. Ik werd geboren en ondanks dat mijn vader toen al veel dronk leek er niet veel aan de hand. Volgens mij hadden ze het toen wel goed samen. Mijn ouders hebben ook een tijdje bij mijn oma in den Haag gewoond maar na een half jaar was er door de stress weinig meer van mijn moeder over. Ze woog nog 45 kilo en was blij om terug in Zeeland een veilige plek te kunnen vinden. Bij zijn moeder moest mijn vader nog steeds zijn loon inleveren. En als ze weer eens dronken thuiskwam en de een of andere man mee had genomen om mee te gaan rollebollen (terwijl opa zwaar ziek op bed lag) probeerde mijn vader die man de deur uit te werken. Als dank gaf zij die man dan opdracht om hem in elkaar te slaan. Ik denk weleens, als ik alle verhalen zou kunnen bundelen zou er een verschrikkelijk boek zijn geschreven. De dingen die er in zijn gezin van herkomst zijn gebeurd zijn te verschrikkelijk voor woorden. Toen ik heel klein was heeft mijn vader voor mij gezorgd. Mijn moeder werkte en mijn vader zat ziek thuis. Dat zou een patroon in hun leven worden. Mijn vader was psychisch kwetsbaar door zijn ervaringen in en met het leven. Zijn uitweg was alcohol. De kwetsbaarheid, de alcohol en de ervaringen uit het verleden maakten hem geen makkelijk persoon. Niet voor zichzelf maar zeker niet voor anderen. Toen ik de leeftijd had dat ik ging praten, kon hij daar moeilijk mee uit de voeten. Hij kon vanuit het niets razend op me worden. Als klein kind kun je over dit soort zaken niet nadenken, je beleeft het onbewust. Het begrijpen komt pas veel later in en na je tienerjaren. Onbewust stapelden de nare rare gevoelens zich in mij op. In mijn latere leven zal hij meermaals zijn excuses naar mij maken. Ook tegen iedereen zeggen die het horen wil: ‘Ik heb het verkeerd aangepakt met Sil.’ Zo ook over een ervaring die ik maar half heb onthouden. Ik ben nog heel klein als bij ons in de buurt een sportpark wordt geopend. Er worden wedstrijdjes hardlopen gehouden om het grote speelveld heen en iedereen krijgt een vaantje. Zo jong als ik ben, lijkt mij dat wel wat. Het schijnt dat hij mij daarnaartoe gebracht heeft en daarna gelijk is weggegaan. Maar, hij heeft nog wel omgekeken. ‘Ik heb er zo’n spijt van gehad dat ik je, zo klein als je was, alleen naar huis heb laten lopen. Ik zie je nog lopen.’
Dat lopen of weglopen is wel een dingetje in mijn leven leer ik nu ik de dingen aan het beschrijven ben. Mijn moeder had diverse baantjes en een daarvan was het schoonmaken van de muziekbibliotheek in de stad. Ik ben al diverse malen met haar mee geweest dus ik weet de weg. Het schoonmaken gebeurt altijd na het avondeten en mijn vader heeft waarschijnlijk even niet opgelet. Ik speel wel vaker in de brandgang met buurtkinderen maar nu is hij mij kwijt. Ik ben een jaar of vier maar omdat ik de weg weet en mijn moeder mis ben ik gaan lopen. Op de brug houdt een oudere dame mij staande. Waar ga jij naartoe kleine meid. Naar mijn moeder, ik weet de weg zei het wijsneusje. De oudere dame pakt mijn hand en loopt met mij mee. Naast de muziekbibliotheek staat het huisje van de conciërge waar hij met zijn twee bouviers woont en daar klopt ze aan. Is het waar dat er hier een mevrouw aan het werk is. Dat klopte. De man tikt op het raam waar mijn moeder bezig is en zegt dat haar dochter hier op de stoep staat. Wij hadden in die tijd thuis nog geen telefoon maar via de buren hebben ze mijn vader in kunnen seinen dat ik was gevonden.
Op de middelbare school werd ik de vreemde eend in de bijt. Ik werd gepest maar kreeg op een gegeven moment toch een vriendje. Maar nog voordat ik ooit een piemel had gezien, had mijn vader al hele scenario’s in zijn hoofd. Er werd gepreekt aan tafel. Niet uit de bijbel maar uit zijn waangedachten. De sfeer was ontzettend slecht en ook dit gevoel nam bezit van mijn lijf. Op woensdag aten we meestal de door mijn moeder gemaakt nasi. Net voor we aan tafel gingen, was ik iedere woensdag niet lekker. Raar in mijn hoofd. Pijn in mijn buik. Met de maatschappelijk werkster die ik nu heb, kwam ik erachter dat woensdag natuurlijk een vrije middag had. Een lange middag thuis met mijn vader in mijn omgeving, de voedingsbodem voor een apart gevoel. Pas toen er een klasgenootje om het leven kwam, kwam bij mij het gevoel eruit. Ik was 15 en zat met mijn toenmalige vriendje op mijn kamer. Hij wilde bij mij zitten en zijn arm om mij heen slaan, maar ik werd helemaal niet goed in mijn hoofd. Alsof er een knop omging. Ik ben naar beneden gelopen en naast mijn moeder op de bank gaan zitten. ‘Ik geloof dat ik gek word.’, heb ik gezegd. Het was het begin van mijn eerste depressie die tweeënhalf jaar duurde. De huisarts vond dat zo’n jonge meid zich niet moest aanstellen. Ik had een schop onder mijn kont nodig. De maatschappelijk werkster van mijn vaders werk heeft een poosje gesprekken met mij gehad en ook een dominee. Het was een vreemde tijd. Mam en ik zijn samen naar mijn klassenleerkracht geweest om te vertellen dat het niet zo goed ging. Ze vroeg of de klas het mocht weten. Liever niet. De docenten werden wel ingelicht om bepaald gedrag van mij te kunnen verklaren. In die tijd werd ik ook bang om te slapen. Ik was ervan overtuigd dat geesten mij zouden komen bezoeken en dat ik ze kon zien omdat ik in mijn slaapkamer weleens wat hoorde dat er niet echt kon zijn. Iedere nacht sleepte ik mijn matras naar de slaapkamer van mijn ouders. Tegenover de buitenwereld schaamde ik mij rot maar het was voor mij de enige manier om nog wat tot rust te komen. Na mijn vaders overlijden heb ik veel met mijn moeder gesproken over hoe het is geweest bij ons thuis. Ondanks dat alles uiteindelijk “goed” is gekomen, had ik veel vragen. Mijn moeder is altijd sterk voor mijn vader en mij geweest. Ze had eigenlijk een dubbele oudertaak omdat mijn vader het niet aankon. Ze is pas lichamelijk ingestort na het overlijden van mijn vader, omdat er toen blijkbaar tijd en ruimte voor was. Mijn vader heeft vaak aan mijn moeder aangegeven dat het leven te zwaar was voor hem. ‘Ik heb weer bij het spoor gestaan, maar ik durfde niet.’, vertelde hij dan. Mijn moeder heeft veel angst gehad om hem kwijt te raken. Dat heb ik onbewust gevoeld en ook dat heeft een zwerende plek in mijn lijf veroorzaakt.
Ik regel alles, de complete uitvaart en begin er al mee de dag nadat hij uit het ziekenhuis komt. Mijn ouders gaan ieder jaar in mei naar Kos. Ik heb er al veel over gehoord. Ze hebben daar zoveel aardige mensen leren kennen. De mensen in het Hotel voelen als familie. Dit jaar is het anders. Na het diner, waarbij hij bijna niets eet, wil pap naar de kamer. Hij wil slapen en mam kijkt dan nog even tv. Iedere dag rijdt zij hem twee keer met de rolstoel naar de haven. Daar staat een bankje waar hij even op wil zitten om uit te kijken over het water en de bootjes, dat vind hij prachtig! Op de terugweg drinken ze koffie bij Illy’s. De gelegenheid heet anders maar omdat er een bordje met Illy’s aan de gevel hangt is het voor hem Illy’s. Thuis gekomen van vakantie gaat hij naar de huisarts. Hij vertelt dat hij denkt dat hij depressief is. Hij voelt een steen in zijn maag en dat is voor hem een bekend gevoel. Hij krijgt antidepressiva mee. Vijf weken later wordt hij geel. Ik zeg tegen mijn ouders dat ze naar de Huisartsenpost moeten want het is zaterdag. Hij wil niet… De volgende dag belt mijn moeder dat ze naar de eerste hulp van het ziekenhuis gaan. Ze hebben geprobeerd een ambulance te laten komen maar het is zo druk die dag dat ze vanuit het ziekenhuis hebben gevraagd of ze zelf kunnen rijden. Met pijn en moeite krijgt ze hem in de auto en vervoert hem zelf naar het ziekenhuis. Ik haal mijn vriendin Yolanda op want we hadden het plan met mijn Kever de Keverdag te bezoeken maar rijden eerst achter mijn ouders aan naar het ziekenhuis. Pap krijgt voorrang op iedereen die zit te wachten en maakt zijn welbekende grapjes. Het is zoals altijd een afleidingsmanoeuvre. Een die ik bij mijzelf maar al te goed herken. Als de onderzoeken klaar zijn wil ik graag naar huis zegt hij. Er wordt verteld dat dat echt niet gaat lukken en dat ze hem opnemen. Op maandag staan er scans, onderzoeken en röntgenfoto’s op het programma. Op dinsdag verteld de oncoloog dat er niets meer aan te doen is. De kanker zit door zijn hele lijf. Hij zegt tegen de arts; ik ben als de dood om dood te gaan. De dokter verzekerd hem dat in deze tijd de patiënten geen pijn meer hoeven lijden en dat ze hem daarmee gaan helpen. Ik haal mijn 75e verjaardag toch nog wel met Kerst en mijn vrouw en ik halen ons 50-jarig huwelijksfeest toch nog wel… De oncoloog zegt dat hij wel een baard heeft maar geen profeet is. Drie maanden krijgt hij nog van hem… Op woensdag rijden we met de ambulance naar huis. Of hij nog over de boulevard wil vragen de ambulance medewerkers. Nee hoor, ik wil naar huis. Bij mijn vrouw en mijn hondje zijn. We hebben een hoog laag bed geregeld maar ‘s avonds wil hij in zijn eigen bed slapen. Op donderdag ben ik bij hen thuis en wil ik wat dingen over zijn uitvaart op papier zetten. Welke muziek er bijvoorbeeld gedraaid mag worden en ik heb het over zijn lievelingskleur. Blauw, donkerblauw… Thè Lauw was net daarvoor gegaan en ook Seth Gaaikema. Zij hadden beiden een blauwe kist. Ik stel het hem voor en het lijkt hem erg mooi. ’s Avonds kreeg hij nog bezoek maar was eigenlijk al heel moe. Op vrijdag is mijn moeder bij hem gaan zitten en hebben ze een lijstje gemaakt met mensen die hij op zijn uitvaart wilde. Het was geen allemans vriend en het wordt een lijstje met 19 personen.
Mijn vader reed in een scootmobiel en had er plezier in om naar de winkels te gaan. ‘s Middags zijn mijn moeder en ik de stad in gegaan om het winkelpersoneel bij de winkels bij wie hij altijd zijn rondje in zijn scootmobiel deed te zeggen dat hij ziek was maar dat we volgende week langskwamen met hem in de rolstoel. Later die middag zag hij mensen bij zijn bed staan en een trap naar beneden maar dat kon helemaal niet want zijn bed stond bij het raam en mijn ouders hebben een appartement op vierhoog.
Op zaterdagmorgen belde mijn moeder dat ik gelijk moest komen. Het ging niet goed. Hij was in een comateuze slaap en ademde onregelmatig en gorgelend. Een vriendin van mijn ouders, mijn toenmalige vriend, mijn moeder en ik zijn bij hem gaan waken. Om de paar uur kwam er een dokter van de HAP langs. Die stelde ons op een gegeven moment voor de keuze om pap dormicum en morfine te geven via een vlindertje in zijn arm. We moesten met pijn in ons hart beslissen hem palliatief te laten begeleiden naar zijn einde. Hij was zo ontzettend bang voor de pijn en pap en mam hadden dit al ooit besproken en een euthanasieverklaring opgesteld.
De nacht waken duurde lang. Ga toch even slapen zij mijn moeder. Ik durfde niet want ik zou het mezelf niet kunnen vergeven als ik het moment van zijn overlijden zou missen. Mam pakte op een gegeven moment een boek op en daar viel een geplastificeerd documentje uit. De tekst van Papa van Stef Bos stond erop. Waarschijnlijk deed hem dat aan zijn vader denken. Die werd ook op de lijst met te draaien muziek gezet. Op een gegeven moment was mijn toenmalige vriend het waken beu. Hij ging tekeer tegen mijn vader, dat hij moest gaan en niet zo koppig moest zijn. Hij zou wel op ons passen. Wij schrokken hier heel erg van maar durfden er niets over te zeggen. Ik heb hem er later nog weleens naar gevraagd waar dat nou op sloeg maar hij zei ik weet het niet meer. Het had voor mij reden genoeg moeten zijn om hem het huis uit te zetten met zijn narcistische gedrag!
In de morgen kwamen er weer twee dames van de zorg en ze weigerde zijn medicatie te prikken. Ze was bang dat hij daardoor direct zou overlijden want zei ze, hij had zijn doodslaarsjes al aan. Zijn voeten, enkels en zijn handen werden al blauw. Mijn toenmalige vriend zei, als jullie het niet doen dan spuit ik zelf de morfine en dormicum in…
Op zondagavond om half negen waren we allemaal net even wat anders aan het doen. Ik had al even niets gehoord en riep; mam, komen nu! Nog drie intens diepe zuchten en hij overleed…
De uitvaart wordt gefilmd. Mijn ouders hebben vrienden in Australië wonen en helaas kunnen ze niet naar Nederland toe komen maar wel later de film bekijken. Als ik naar die film kijk valt mij een dame op die de uitvaart aan elkaar praat. Ze doet het heel eervol, netjes met veel respect voor de overledene en de gasten. Die dame dat ben ik. Onherkenbaar door alle medicatie die erin zit. Een jarenlange zoektocht naar de juiste medicatie tegen mijn depressies en andere klachten heeft ervoor gezorgd dat een psychiater aan het mixen is geslagen. Deze mix van 5 verschillende soorten zorgen ervoor dat ik daar netjes sta, als het lijkt zonder gevoel terwijl normaal gedrag huilen zou zijn. Ik heb een aardig woord voor iedereen en cijfer mijzelf weg. Dat is wat ik gewend ben te doen en het gaat mij zo goed af.
Twee maanden na het overlijden van mijn vader loop ik zonder ervoor te trainen de wandelmarathon ter nagedachtenis aan hem. ‘Voor jou, pap.’, zeg ik bij de finish naar boven kijkend. Na de finish stort ik in. Ik heb mijzelf geestelijk en lichamelijk uitgeput om maar niets te voelen. Het gaat slecht met me en mijn vriendin Yolanda komt me bezoeken. Ze is ontzettend geschrokken en we hebben een fijn gesprek met elkaar. Als ze weg is, wordt mijn huid vol gescholden. ‘Het gaat alleen om jou, hè mevrouw Swarts. Je vertelt er niet bij hoe goed ik voor je zorg.’, zegt mijn partner. Uiteindelijk word ik opgenomen op de PAAZ-afdeling. Ik was er klaar mee om niet meer geloofd te worden, gekleineerd te worden en geen respect te krijgen voor wie ik ben.
In de tijd die ik daar ben kom ik erachter dat ik klem zit bij degene met wie samenwoon. Dit moet echt anders maar hoe weet ik niet. Ik durf niet te zeggen dat ik weg wil want ik ben bang. Het dag in dag uit samenzijn met een man die mij in alles controleert heeft naast het overlijden van mijn vader alle levensvreugde uit mij weg laten vloeien. De man met wie ik samenwoon checkt mijn telefoon, mijn laptop en confronteert mij regelmatig met pagina’s die ik heb bezocht. Het gebeurt ook weleens dat ik met een manspersoon praat of er hallo tegen zeg. Dan moet ik altijd uitleggen wie dat is en wanneer ik met hem naar bed ben geweest. In het begin ging ik daar nog tegenin en verdedigde ik mijzelf. Legde uit dat ik niet met die persoon naar bed zou kunnen zijn geweest omdat ik altijd bij hem was. Ik heb ook een deel van mijn verleden moeten wissen. Foto’s van degene die ik ooit heb liefgehad. Als ik het niet deed zou hij het wel doen want zo verzekerde hij mij, ik kan ten alle tijden ook van een afstand in jouw computer. Op een of andere manier klopte er iets niet in zijn hoofd en was ik zijn bezit.
Toen ik een keer op het podium stond voor een festival had ik mijn hakken aan. Toen hij mij kwam ophalen deed ik mijn sneakers aan omdat ik pijn in mijn voeten had gekregen. Blijkbaar wilde hij met mij pronken maar dat kwam er niet zo netjes uit want toen ik mijn sneakers aandeed zei hij waarom doe je dat nou. Je ziet er niet uit. Je bent lelijk, zo ga je niet mee! Ik ga wel alleen naar de verjaardag. Ook ben ik een keer weggelopen na een ruzie midden in de nacht. Ik had toen mijn huisje nog maar woonde er al niet meer. Ik kon zijn auto niet meenemen want daar moest hij de volgende dag mee naar zijn werk en mijn fiets stond bij mijn huis. Ik was het zo beu dat ik gedacht moet hebben, dan maar naar mijn eigen huis. Hij was mij kwijt en heeft midden in de nacht mijn ouders gebeld. Hij woonde bij hen in de buurt en zij zijn gaan zoeken. In mijn eigen huis aangekomen bleef hij bellen op mijn vaste lijn. Ik heb op een gegeven moment van boosheid de batterijen uit het apparaat gesnokt. De volgende dag maakte hij zijn excuus en het leek vijf minuten alsof hij dat meende... Dit soort situaties zijn toxisch en erg vermoeiend kan ik je vertellen. Vooral omdat hij mij nooit geloofde maar wel de niet kloppende gedachtes in zijn hoofd. En dat terwijl… Ik was een keer bij mijn kapster. Ze was ondertussen een soort van vriendin geworden. Ik was een keer bij haar toen ze vroeg; Sil, gaan jullie samen slapen? Nee antwoord ik en denk, wat een rare vraag. Ja sprak ze verder, ik ben een goede vriendin van jou en als jij mij zou zijn zou ik willen weten wat ik nu weet. Ze spreekt voor mij in raadselen. Ze vertelt over een andere vriendin van haar. Die kent mijn vriend ook en het blijkt dat ze ‘s nachts weleens met elkaar op messenger zitten. Het liegt er niet om zegt ze wat hij haar schrijft dat gaat nogal ver… Ik geloof het allemaal nog niet zo en ze zegt dat ze een berichtje stuurt om te vragen of ik mag lezen wat er allemaal geschreven is. De vriendin is akkoord. Even later zit ik vol ongeloof een heel boekwerk aan dingen te lezen waarvan ik denk; dit schrijf je naar je partner. Niet aan iemand die jouw geliefde niet is terwijl je partner boven probeert te slapen. Ik begrijp nu ook waarom hij vaak op de bank in slaap valt. Hij dringt bij haar aan op seks, en verteld ook in geuren en kleuren hoe hij haar kan bevredigen. Dat de dame in kwestie geen tegengas geeft vind ik ook een raar iets maar later zal ze zeggen dat ze dit soort gedrag van mannen vaker tegenkomt. Ze werkt in een mannenwereld maar als ik op deze manier benaderd zou worden door een man waarvan ik weet dat hij een partner heeft is het gelijk einde verhaal. Ik besluit ter plekke dat ik hem een berichtje doe met de strekking dat we moeten praten. Hij begrijpt er niets van maar ik ben zo thuis dus dan mag ik mezelf uitleggen. Daar aangekomen vraag ik of hij niet genoeg aan mij heeft. Hij reageert, echt wel. Dan vertel ik wat ik net heb gehoord. Hij ontkent. Die wijven ook altijd met hun gelieg en gedraai, ze zijn gewoon jaloers op wat wij hebben. Dan vertel ik dat ik zijn berichten gelezen heb en zijn antwoord is; ow ja, ik wilde weten of ik nog goed in de markt lig. Ik ben zo kwaad en vraag of hij met mij verder wil. Ik had mezelf natuurlijk af moeten vragen of ik nog met hem verder wilde maar mijn hoofd deed zulke rare dingen op dat moment. Ik eis dat we in relatietherapie gaan. Wil je dat omdat ik daar op mijn kop krijg vraagt hij. Ik geloof dat hij niet begrijpt hoe het allemaal in elkaar steekt en werkt. Hij zegt dat hij veel van me houdt en daarom wel meegaat. Later zal blijken dat hij meer vrouwen heeft geschreven. Iets waar de vrouwen zich voor schamen naar mij toe maar waar hij het probleem niet van inziet.
De eerste afspraak met de therapeut is hij wel in staat om over dingen te praten. De volgende afspraken komt hij niet zover met zelfinzicht. Waar hij het dan over wil hebben zijn de dingen die ik allemaal verkeerd doe. Ik geef te veel geld uit, hij heeft mijn bankpas ingenomen en moet vragen of ik wat uit mag geven als ik iets nodig heb. Het rare is dat hij van mijn moeder en ook van mij veel geld heeft geleend en niet alles heeft terugbetaald. De volgende afspraak wil hij niet meer mee. De relatie was toen al gedoemd te mislukken maar daar had ik nog wat meer tijd voor nodig om het helder te krijgen. Ik wilde nooit meer bang zijn in een relatie en toch was ik mijzelf weer kwijtgeraakt.
Na mijn opname op de PAAZ was de kapster jarig en dit wilde ze uitbundig vieren. Met een grote groep gingen we eten bij de Griek. Met mijn partner had ik afgesproken na het eten naar huis te komen en niet meer de stad in te gaan omdat dat voor mij allemaal nog te vermoeiend zou zijn. Het was gezellig, er werd livemuziek gespeelt en gedanst. Na het eten ging ik zoals afgesproken braaf naar huis. Het tijdstip van thuiskomst bleek voor mijn partner toch te laat want hij vroeg, waar kom jij vandaan. Van de Griek was mijn antwoord. Hij ging er tegenin want dit kon nooit het geval zijn want het was al half 11. Ik hield me rustig want zijn kinderen waren dat weekend bij ons en zij zaten op de bank. Zonder dat zij het konden zien stak hij met woeste ogen zijn middelvinger naar mij op. Ik was er klaar mee om niet meer geloofd te worden. Gekleineerd te worden en geen respect te krijgen voor wie ik ben. Twee dagen later kreeg ik eindelijk uit mijn strot dat ik niet meer wilde samenwonen. Latten leek mij een optie maar hij zij het was samenwonen of niets. Dan maar niets was mijn antwoord. Zo geschiedde. Ik mocht bij hem blijven wonen tot ik iets anders had gevonden. Twee weken later kon ik hem en ook anderen vertellen dat ik een plekje voor mijzelf had geregeld. Via whats app werd ik door een kennis gefeliciteerd. Hij stond erbij toen het berichtje binnen kwam. Wat schrijft hij, vroeg hij terwijl hij mijn telefoon wilde afpakken. Ik pakte mijn telefoon terug en zij; daar heb jij nu helemaal niets meer mee te maken. Je mag mij niet meer controleren. Ik kreeg daarop tien minuten om mijn spullen te pakken en te vertrekken want hij was ervan overtuigd dat ik wat had met die persoon. Hard lachend bel ik bij mijn moeder aan. Moet je luisteren wat er nu is gebeurd. Ik ben eruit gezet! Eindelijk voelde ik opluchting. Ik was al vaker weggestuurd door hem maar telkens wilde hij dat ik terugkwam. Nu, was ik echt weg! Geen valse beschuldigingen meer, niet meer mijzelf moeten verantwoorden over naar wie ik kijk, wat ik doe, niet meer op mijn tenen lopen en beschikken over mijn lijf.
In de wachtkamer van het geluk
Dit is mijn verhaal, zoals ik het heb beleefd. Het is mijn waarheid en het kan zijn dat anderen het op een andere manier hebben beleefd. Daar heb ik respect voor zoals ook zij respect mogen hebben voor hoe ik het heb beleefd en in mijn hart en hoofd heb opgeslagen. Wij vluchten naar Ierland. Het is derde Kerstdag 2017. Omroep Zeeland (de lokale media) staat op het schoolplein van de kinderen om de ouders van klasgenootjes te interviewen. Het zou zo kunnen zijn dat ze ook onze kant op komen om te vragen hoe wij de dingen zien. Op het werk ben ik ziekgemeld. We nemen ze overal met ons mee. De vlucht naar Ierland is niet zalvend en we zullen een keer terug moeten.
Shock
Het is dinsdagmorgen en ik ben een keer vroeg op mijn werk. Ik heb mijn jas nog aan terwijl mijn mobiel afgaat. ‘Je moet naar huis toe, Sil, Willem heeft je nodig.’, zegt de stem aan de andere kant van de lijn. De stem die ik herken als de ex-schoonmoeder van Willem. ‘Ik ben net op mijn werk,’, zeg ik ‘ik moet wel een hele goede reden hebben om nu alweer te vertrekken.’ ‘Mike is dood.’ Ik ga gillen en zak door mijn benen op de grond. Twee collegaatjes staan binnen een paar seconden bij me. In het kort vertelt ze wat er is gebeurd. (Terwijl ik dit schrijf ben ik terug op de plek, terug in het gevoel, terug in wat ik op dat moment mee heb gemaakt. Het is heel kort maar wel een soort van herbeleving.) Ze zegt: ‘Je moet Willem bellen, want ik krijg hem niet te pakken.’ ‘Dit kan ik hem niet vertellen,’, zeg ik ‘dit gaat niet, het is onmenselijk. We hebben ook nog een vaste telefoon, wil je het alsjeblieft daar op proberen?’ Van verwarring weet ik ons huistelefoonnummer niet uit mijn hoofd en ik moet het voor haar opzoeken in mijn mobiel. Ik schrijf het op een post-it en laat deze op mijn bureau liggen. Lily is met de traumahelikopter naar Rotterdam gebracht. Ik vraag hoe het met de moeder van de kinderen is. Zij is met een ambulance naar een ziekenhuis in de buurt gebracht en gelukkig niet in levensgevaar. Ze vertelt dat de politie nu bij haar is en zo doorrijdt naar ons. De twee collegaatjes die direct bij mij stonden, brengen me naar huis. Een rijdt in onze auto en de andere rijdt achter ons aan om samen weer naar het werk te rijden. Thuisgekomen tref ik Willem in shock aan onder de douche. Hij heeft het telefoontje nu wel gekregen. Ik kan me onmogelijk voorstellen wat er op dat moment door hem heen gaat ook omdat mijn verwarring en verdriet al zo groot is.
-
De zaterdag voor deze dinsdag hebben wij met vrienden en familie gevierd dat we het zo goed hebben. Dat we elkaar zijn tegengekomen na een moeilijke tijd, dat we samenwonen sinds de zomer na iets meer dan een jaar “verkering”. Het was toch even kijken of er een relatie in zat. Ik heb altijd graag kinderen gewild, dat is nooit gelukt en hij heeft er twee, Mike en Lily Dan moet je wel heel zeker zijn van elkaar voordat je de stap tot samenwonen neemt en werken deed het! Mijn verjaardag is de week erop. Het is tijd voor een feestje. We hadden op dat moment niet kunnen vermoeden dat een paar dagen later onze wereld in zou storten.
-
Even terug in de tijd. Het is april 2015 wanneer een oud groepsgenootje uit de dagbehandeling op de PAAZ tegen me zegt; ken je Willem? Ik kijk naar hem en knik ontkennend. We stellen ons aan elkaar voor en ik zeg maar ik ken je wel ergens van, speel je in een band ofzo? Nee zegt hij, ik denk wel dat ik weet waar jij mij van herkent. Ik heb meegedaan aan Topchef de 12 provinciën in 2012. Het kwartje valt. Mijn toenmalige partner keek dat programma graag en ik keek dan mee. Het team uit Zeeland was een goed team maar er viel een chef op die er ook nog eens erg leuk uitzag. Dat was Willem. We hebben elkaar na de kennismaking toegevoegd op Facebook en af en toe schreven we wat op Messenger over de hardloopgroep waar ik in zat want hij wilde ook weer gaan sporten. Ik wenste hem een keer een fijn weekend met zijn vrouw en kinderen n.a.v. foto’s op Facebook die ik gezien had waarop hij antwoorde dat dat helaas verleden tijd was maar dat hij wel weer begonnen was met hardlopen. Met mijn verjaardag feliciteerde hij me en vroeg hoe het met me ging. Ik moest hem vertellen dat mijn vader was overleden en dat mijn relatie gestrand was. Met kerst had ik hem nog een grappige foto gestuurd van twee pannen met topchef (een merk van de Action) erop, waar ik bij schreef, wat leuk ik kwam je nog tegen (ik woonde tijdelijk bij mijn moeder in). We hadden beiden een moeilijk periode achter de rug en wenste elkaar met oud en nieuw het allerbeste voor het nieuwe jaar toe. Toen ik gesetteld was in mijn nieuwe woning heb ik hem geschreven dat het me leuk leek om op een vriendschappelijk manier verder kennis te maken en eens wat met hem te gaan drinken. Ik maakte hem een compliment want ik vond dat hij zo’n prachtige kop had. Daar bedoelde ik verder niets mee verzekerde ik hem want ik was zo lekker vrij en wilde daar nog lang van genieten. Uiteindelijk hebben we een afspraak gemaakt om naar de bioscoop te gaan en afgesproken om te kijken of we eerst vriendjes konden worden. Precies een jaar nadat we elkaar hadden toegevoegd op Facebook hadden we onze eerste date. We waren beiden niet op zoek naar een relatie… Na de bioscoop gingen we nog wat drinken in de stad. Kennissen om ons heen vertelden later dat er iets om ons heen hing… Dat hadden we op dat moment zelf nog niet in de gaten. Vriendjes werden we en het groeide uit tot iets moois… Het voelde zoveel beter als het eerst verliefd worden en door een roze bril naar elkaar te kijken totdat de werkelijkheid van het karakter van de ander tegenvalt. We herkenden elkaar in de liefde voor dieren, vooral veel dieren, muziek, ik had een Kever en droomde van een VW-busje en die had hij dan weer gehad en we hadden beiden meer dan gemiddeld nare levenservaringen. We leerden de mooie en minder mooie karaktereigenschappen kennen van elkaar en daarna voelden we dat er zoveel meer was dan alleen vriendschap…
Al snel maak ik kennis met zijn twee kinderen en zijn moeder als ze van een korte vakantie genieten op een camping bij ons in de buurt. Ik ben zelf net met mijn moeder naar Kos geweest waar we genoten hebben van de gastvrijheid, het zalige weer en de omgeving die voelt als mijn thuis. (Als het vliegtuig zijn deur opent en ik ruik het eiland heb ik een overweldigend geluksgevoel…) Ze zitten dus op de camping en ik ontmoet ze op het terras. Eerst kijken de kinderen nog even een half uurtje de kat uit de boom maar daarna ravotten we met zijn vieren op het speelveld van de camping. Ik geloof dat het wel goed zit zegt Willem tegen me als ik naar huis ga.
Er is geen sprake van samenwonen want we zijn beiden door schade en schande wijs geworden maar in de weekenden als de kinderen er zijn ben ik vaak bij hen. Ik zeg altijd, ik ben niet de moeder want die hebben ze al maar ik ben de vriendin van hun vader en dat werkt prima. We hebben het ontzettend leuk en goed met elkaar. Na ca anderhalf jaar vraagt Willem toch of ik bij hem in wil trekken. Ik moet geopereerd worden aan mijn galblaas en hij heeft longontsteking en zo kunnen we voor elkaar zorgen. Ook durft hij het uiteindelijk aan weer een vrouw in zijn huis toe te laten en ik durf ja te zeggen.
Tijdens een paar dagen weg met zijn moeder, de zoontjes van zijn broer en schoonzus, Lily en Mike en ik gaat het even flink mis. We zijn op de camping en er is een groot zwembad met een glijbaan. De kinderen mogen hier niet alleen op en gaan enkel onder onze begeleiding ervan af. Willems jongste neefje wil de glijbaan af en ze lopen de trap op naar boven maar uiteindelijk durft hij toch niet. Willem tilt zijn neefje op en loopt de trap weer af naar beneden. Door het water op de trap is het glad en hij glijdt uit. We horen een grote klap en daarna het harde gehuil van zijn neefje. Ik ren de trap op naar boven en zie Willem met veel moeite naar beneden komen. Ik krijg geen adem meer hoor ik hem heel zachtjes uitbrengen. Toen Willem uitgleed op de trap, wilde hij zijn neefje beschermen en heeft hem in zijn armen genomen. Nadat hij alle treden van de trap heeft meegepakt met zijn ribben land hij op een tussen plateau van de trap op zijn billen met zijn neefje nog in zijn armen. Ik ondersteun hem en we lopen heel voorzichtig en langzaam richting het opgerolde afdekzeil van het zwembad. Daar kan hij overheen leunen. Willems moeder zet de kinderen bij elkaar in het kleuterbadje en al snel komt er een Duitse campinggast aan die zegt dat hij arts is en er wordt geregeld dat 112 wordt gebeld. Willem trekt grijs weg en de ambulance is snel ter plekke. In het ziekenhuis blijkt dat hij 5 ribben gebroken heeft.
’s Avonds ga ik met Lily en Mike naar het ziekenhuis om hun papa te bezoeken. Het is heel waardevol om een poosje met ze alleen te spenderen. Als Willem de moeder van de kinderen informeert over wat er is gebeurd wil ze de kinderen gelijk op komen halen. Hij verzekert haar dat dit niet nodig is, Silvia en mijn moeder kunnen echt wel voor ze zorgen. Haar moeder belt nog naar mij of het echt niet nodig is… Nee, echt niet…
De komende weken ligt de zorg voor hen bij mij als ze bij ons zijn omdat Willem niets kan en mag. Ik mocht snoetjes poetsen en billen, en verhaaltjes voor het slapen voorlezen… Ik deed het met alle liefde die ik in mij had.
-
Ik zie twee mensen in politie-uniform aan komen lopen. Ik laat de man en de vrouw binnen en zie aan hun gezichten dat dit ook hen uit het lood heeft geslagen. Ze vragen of wij naar Rotterdam kunnen rijden. Ik geef aan dat dit mij niet verstandig lijkt en vraag of zij ons kunnen begeleiden. Hun dienst zit er eigenlijk al op en er wordt voor overleg gebeld naar het politiebureau. Even later vertellen ze ons dat ze ons naar een overstapplek brengen waar twee collega’s op ons wachten om ons naar het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam te brengen. In de auto wordt ons uitgelegd dat ze niet weten hoe het met Lily is. De bij rijdende politieman krijgt telefoon en we horen hem vertellen dat ze naasten van HET ongeluk naar Rotterdam toebrengen. De rit lijkt zo ontzettend lang te duren. Zo af en toe pakken we stilzwijgend elkaars hand. Met een dof gevoel van ongeloof in ons hoofd.
Bij het Sophia Kinderziekenhuis aangekomen meldt de politieagent ons aan. Een vrouw komt naar ons toe om ons te begeleiden naar de afdeling waar Lily ligt. In de lift vraagt ze waar Barbara verzekerd is… We begrijpen niet waar ze het over heeft, zeggen dat we geen Barbara kennen en dat Willems dochter Lily heet. We worden opgevangen door een broeder, hij vertelt niets maar loopt met ons mee en wijst aan waar de familiekamer is. Daarna lopen we richting twee traumakamers. De linker mogen we in. Achter een deur mogen we onze handen ontsmetten en we moeten door een soort sluis om de werkelijke kamer in te kunnen. Daar ligt ze. We zien zijn kleine meisje in een ziekenhuisjasje met naast het bed veel apparatuur en slangetjes. Ik zie de verschillende kleuren nagellak op haar nageltjes zitten die we hebben gelakt in het laatste weekend dat ze bij ons was. Twee verpleegkundigen zijn met de apparatuur bezig en een vrouwelijke arts laat ons binnen. ‘Papa is hier, Lily, alles komt goed.’, zegt Willem. De arts zegt meteen dat het niet meer goed komt. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat ik op een dag mijn beide kinderen verlies.’, zegt Willem. Ze zegt dat het haar spijt. Willem vraagt of ze er alsjeblieft alles aan willen doen maar ze legt uit dat zijn dochter kunstmatig in leven wordt gehouden. ‘Maar ze is nog warm.’, smeekt hij. Ze legt uit dat alle apparatuur en medicatie dat doen.
Ik laat hem bij haar en ga naar de familiekamer die ons is toegewezen. Ik bel mijn moeder. App met zijn familie. Mij wordt gevraagd de ex-schoonmoeder en haar vriend op te wachten beneden bij de lift, omdat ik de weg in het ziekenhuis al weet. Ik vang ze op. In de lift vraagt ze hoe het met haar kleindochter is. ‘Dat komt de dokter straks vertellen.’, zeg ik mijzelf beschermend. Ondertussen druppelt nog meer familie van haar binnen en uiteindelijk komt Willems ex, gelegen op een brancard met haar vriend, begeleid door ambulancepersoneel de gang door. Vanuit het ziekenhuis bij ons in de buurt is ze naar Sophia Kinderziekenhuis gebracht. Willem is nog altijd bij zijn dochter en ik voel mij erg alleen terwijl de kamer vol zit. Het is een familiekamer vol verdriet en ongeloof. Mensen die ik niet of nauwelijks ken. Er komen twee artsen om uit te leggen waarom het niet meer goed kan komen, ze vertellen wat er in haar lichaam is gebeurd en ik ben in mijn hoofd de weg kwijt. Ik sla het niet meer op. Willems ex-schoonmoeder richt haar blik op mij en zegt: ‘Jij wist dit al hè!?’ Ja, ik wist het al maar ik kon haar dit niet vertellen. In groepjes mag de familie naar binnen om afscheid te nemen. Ik sta geleund tegen de muur in de gang als ik ze tegen elkaar hoor zeggen dat de stekker er zo uitgetrokken gaat worden. Ik breek vanbinnen en probeer ontzettend hard mijn tranen weg te slikken. Ik vind dat beide ouders daarbij moeten zijn en niet ik, dus ik blijf waar ik ben. Ook de vriend van Willems ex komt richting de familiekamer. Ik voel me op dat moment zo ontzettend eenzaam en ik kan Willem onmogelijk steunen vanaf mijn plek. Later die middag komt Willem de kamer waar zijn dochter ligt uit. We vallen elkaar huilend in de armen. Er was een rouwfotograaf geregeld en hij kon het niet aanzien hoe het foto’s maken in zijn werk ging. Hij vertelt me dat er nog een heel bijzonder moment was. Voor het meest verschrikkelijke moment rolde er nog drie traantjes uit haar oog. We kunnen meerijden met familie van zijn ex en Willem belt onderweg nog even naar zijn moeder. Die ligt in het zorghotel na een operatie i.v.m. borstkanker. Direct vanuit het ziekenhuis gaan we naar het rouwcentrum waar Mike ligt opgebaard. Hoe we de rest van de avond zijn doorgekomen weet ik niet meer, maar eenmaal in bed huilt Willem de hele nacht in mijn armen.
Op woensdag bel ik met Irene. Voor haar stichting doe ik vrijwilligerswerk. Ze is maatschappelijk werkster en ik vind haar een heel wijs mens. Ik vraag haar of ze Willem en mij in deze moeilijke periode wil bijstaan. Dat wil ze (gelukkig). Op donderdag gaan we weer richting Rotterdam. We gaan met de uitvaartondernemer, Willems ex, haar vriend, Willem en ik doorspreken wat er moet gebeuren en hoe het onvermijdelijke afscheid eruit gaat zien. In het ziekenhuis laten haar vriend en ik Willems en zijn ex even alleen met elkaar. Willem verzekert haar dat wat er gebeurd is niet haar schuld is. Met zijn vieren hebben we heel goed besproken hoe we het wilden en ik voelde mij trots op ons dat we dat in harmonie met elkaar voor elkaar hebben gekregen. In mijn hoofd blijft er steeds een liedje terugkomen. De liefdeskapitein van K3. De cd is grijsgedraaid in de auto. Een deel van het refrein komt op de rouwkaart.
Ga je mee, we varen op de zee zee zee
In een rubberbootje met z'n twee twee twee
En mijn hart zal nooit meer stuurloos zijn
Bij m'n liefdeskapitein
We kiezen een plekje voor ons alleen
Gelukkig geen mensen meer om ons heen
Ik wil alles met je delen
Maakt me niks uit hoe of waar
Want t blijft liefde en het zit niet altijd mee
Af en toe is er een storm op zee
Maar wanneer het waait of regent
Kruipen wij dicht bij elkaar
Later besluiten we dat een mooie foto van Lily en Mike die we hebben gemaakt in het maïsdoolhof hier vlak bij de speelmolen op de bedankkaart komt te staan. En het leek mij mooi Lily en Mike met zijn tweeën in een kist te leggen. Ze waren altijd samen.
De woensdag erop wordt er een herinneringsmiddag gehouden in het rouwcentrum om de klas, groepsgenootjes van de kinderen en andere meelevenden in de gelegenheid te stellen afscheid te komen nemen. Er komt een rouwclown waarvan we het bestaan niet afwisten. De zaterdag erop is de uitvaart. Er wordt gezocht naar een ruimte waar veel mensen in kunnen samenkomen. Ondanks dat het geen kerkdienst wordt, valt de keuze op een kerk. De herinneringsmiddag is al heel druk bezocht maar de uitvaart zelf zorgt voor een volle zaal. Meer dan 700 mensen zullen de uitvaart bezoeken. De dag ervoor mogen we meehelpen met het inrichten. Willem heeft een roze en een blauwe bellenblaasmachine gekocht en die kunnen we op dat moment ook uitproberen. Het is de tijd voor Kerst dus er staat een grote versierde boom. De kinderen zouden het prachtig hebben gevonden. Op de dag zelf verzamelen de leden van beide families en naastbetrokkenen zich in een aparte ruimte bij de kerk. Als alle mensen zitten en de dienst begint, lopen wij met elkaar naar binnen. We mogen gaan zitten en er volgt een moment waarop iedereen die het wil zijn of haar meegenomen knuffel bij de kist mag leggen. Binnen mum van tijd ligt het vol met een variëteit aan liefde van gekleurde knuffels. Er wordt gesproken, naar muziek geluisterd en Willem heeft ook wat voorbereid. Omdat hij bang is dat hij er niet uitkomt, heeft hij gevraagd of ik met hem mee naar voren ga. In tegenstelling tot de andere sprekers gaat hij niet bij de kansel staan maar gaat hij naast de kist zitten op de betonnen verhoging. Hij vertelt dat Lily een keer vroeg hoe hij had geslapen. ‘Niet zo goed’, vertelde hij haar, want hij had een nachtmerrie. ‘Weet je wat je dan moet doen, papa? Dan moet je over hartjes dromen.’, had ze gezegd. En aan Mike belooft hij, zoals ze hadden afgesproken, een boomhut te bouwen in het drakenbos achter het huis. Bij het teruglopen naar onze stoelen start een van de nummers die we hadden uitgekozen. Maar in tegenstelling tot het verwachte nummer Goodbye van de Spice Girls wordt Wannabe ingezet. Het uptempo lied vult de kerk en Willem en ik trekken wit weg. ‘Dit was niet de bedoeling. Ik ga niet weg voordat het juiste nummer is gedraaid. Doe wat!’, zegt hij tegen mij. Ik loop richting de man die de muziek regelt en die excuseert zich voor de fout. Later hebben Willem en ik het hierover en we bedenken ons dat de kinderen nog wel een keer van de bellenblaas hadden willen genieten. Dus eerst het verkeerde liedje en daarna het juiste met de bellenblaas. Na de dienst lopen we met de kist de kerk uit en krijgen de bezoekers een doosje met madeliefjeszaad mee. Dat was een idee van Willem omdat de kinderen altijd bloemetjes voor hem plukten. We rijden achter de rouwauto aan richting de begraafplaats. Daar worden nog een keer de foto’s afgespeeld en wat woorden gesproken. Dan is het tijd voor de crematie. Omdat er in Nederland een wet is die zegt dat je niet met zijn tweeën in een kist begraven mag worden (tenzij het een zwangere vrouw betreft) worden de kinderen gescheiden. Willem heeft zijn kinderen beloofd er tot het einde bij te blijven en ik kan hem hier niet alleen bij laten. De man van het rouwcentrum komt ons halen en vraagt of we het zeker weten. Dat doen we. De deur gaat open en daar zien we twee ovens met daarvoor de kistjes. In deze ruimte heb ik al eens een rondleiding gehad maar nooit kunnen vermoeden dat ik er nog eens terug zou komen. Op de kistjes staan speelgoedjes en Willem pakt er nog wat Lego vanaf die hij ze voor Sinterklaas heeft gegeven. Er wordt uitgelegd hoe het zal gaan. De rechter oven werkt automatisch. De kist staat op een soort van metalen schuif. Als er op een knop gedrukt wordt, gaat de deur automatisch naar boven open en de kist schuift erin. De andere oven moet handmatig bediend worden. De deur schuift ook wel automatisch open maar de lade van de kist moet met een stok de oven ingeduwd worden. We houden elkaar stevig beet als er op de knop gedrukt wordt. De oven gaat open en de ruimte vult zich met een onmetelijke warmte. De kist verdwijnt in de vlammen en de glazen deur sluit zich. Ik barst in schreeuwend huilen uit en de man van de uitvaartonderneming vraagt of we nog willen blijven. Het is niet te doen, maar ik kan Willem niet alleen laten. Dan gaat de tweede kist. Hierna worden we opgevangen door Irene, familie en vrienden. Het is geen tijd om met zijn tweeën alleen thuis te zijn dus we gaan ergens wat drinken en herinneringen ophalen. Daarna gaan we met een grote groep eten bij de Griek. Ik krijg geen hap door mijn keel en we worden erg dronken. Verdriet, hartzeer, weinig kunnen eten en alcohol zorgen voor een roes. We worden thuisgebracht door een vriend. Met Kerst zijn we als familie bij elkaar. Het voelt in eerste instantie heel vreemd aan maar het is fijn om bij elkaar te zijn. We eten, luisteren muziek, praten met elkaar, halen herinneringen op en er vindt een verdieping in het contact met elkaar plaats. Op derde kerstdag vliegen we naar Ierland. We hebben drie dagen in een Hotel in Dublin geboekt om daarna per bus door te reizen naar Cork waar Paul, een vriend van Willem woont. Als we op de eerste morgen in de Hotelkamer de tv aanzetten is daar een tekenfilm van de Gruffalo. Willem valt stil, huilt. Dit was hun lievelingsverhaal. Dit is niet het enige bijzondere wat we meemaken op onze reis. We zullen meer tekenen van hun aanwezigheid krijgen. Na Dublin gaan we richting Carragaline in Cork. We mogen schuilen bij Paul en zijn Ierse vriendin Babs. Van deze lieve mensen mogen we blijven zo lang we willen. We krijgen van hen de tip om een naastgelegen dorpje te bezoeken. Crosshaven is niet ver van Carragaline. Zo’n 5 à 10 minuten met de bus. De weg voert langs een mooie rivier die uitmondt in zee. Na het dorpje te hebben verkend zien we een pub en ik stel voor daar wat te gaan drinken. De Kerstboom draagt sint Jacobs schelpen en rode pepers wat we apart en geweldig vinden. We voelen ons hier direct thuis. Op een gegeven moment begint een oudere man een gesprek met ons. Het blijkt de kroegbaas te zijn. Waar komen jullie vandaan vraagt hij. We vertellen dat we uit Nederland komen. Daar komt mijn vrouw ook vandaan, zegt hij. Kom maar eens terug, ze vindt het fijn om Nederlands te spreken. We besluiten een paar dagen later de Pub weer een bezoek te brengen en als we haar zien herkennen we haar op een of andere manier direct. Op een of andere manier haal je iets Nederlands in het buitenland er vrijwel direct uit. Sean (zo heet de eigenaar) stelt ons voor aan zijn vrouw Thecla. Wat doet een Nederlands stel rond deze tijd in een dorp als Crosshaven vraagt ze. Ze huilt met ons mee als Willem zijn verhaal doet en besteld gelijk voor ons allemaal een van de beste whisky’s om op het leven te drinken. Een vriendschap is geboren. Als we het erover hebben binnenkort door te reizen naar Clifden beraad ze een plannetje met haar man. We krijgen een dure fles Gin mee met een kaart voor een bevriend stel met een Pub in Clifden. Als we deze afgeven hebben we daar ook direct een goed contact verzekeren ze ons. Het idee van Sean en Thecla doet zijn werk. We hebben daar inderdaad een goed contact opgedaan en gaan er iedere avond even naartoe om bij de open haard te zitten en naar de livemuziek te luisteren. Paul komt ons in het weekend bezoeken en omdat hij een auto heeft gaan we toeren in de omgeving. Het is prachtig wat we allemaal zien onderweg. We hebben een mooie ontmoeting met een wit paard wat direct op ons af komt lopen en we zien een kasteelruïne.
Willem zegt op een gegeven moment, ik heb misschien een raar idee maar omdat we er nu toch zijn… Ik wil graag met jullie naar die ruïne lopen vanavond. We kijken elkaar aan en komen gelijk in actie. De supermarkt is nog open en we halen er wat blikjes bier, een flesje whisky, wat sigaren en voorgekookte kippenpoten. Als we gaan lopen is het nog licht maar snel begint het te schemeren. Zo af en toe is het best klimmen maar na een uur zien we de contouren van het kasteeltje. We komen weer paarden en wat schapen tegen en we moeten langs een huis waarvan wij denken dat daar de opzichter van het gebied zou kunnen wonen. De zaklamp gaat uit en voor de zekerheid doet Paul zijn feloranje Unox muts ook af.
Het is heel bijzonder om hier zo met zijn drieën te zijn. Het is pikkedonker maar zo ontzettend helder dat we de Melkweg kunnen zien. We lopen eerst rond het kasteeltje en daarna bekijken we de binnenkant. Hier hebben ooit mensen geleefd maar nu zijn enkel de muren er nog van over. Paul vindt een rookkanaal daar waar ooit een open haard heeft gezeten. We gaan opzoek naar wat sprokkelhout en met het hout en de blikjes die we onderweg hebben leeggedronken maken we een barbecue. Daarop leggen we de kippenpoten. In stilte genieten we van een slok whisky, een teug van de sigaar, een hapje kip en elkaars aanwezigheid. Het is een bijzonder moment. Voor we daar weer weggaan ruimen we alles op en nemen het in de rugzak mee. Op de terugweg krijgt Willem het te kwaad. De drank en de bijzondere avond doen zijn werk. Paul pakt zijn ene hand en ik zijn andere. Met zijn drieën lopen we hand in hand richting het dorpje. Onderweg rent ons nog een vosje voorbij…
We besluiten nog even de pub in te gaan. Moeten we ons nou nog verkleden vraagt Willem. Ach nee, we zijn welkom zoals we zijn besluiten we. Na Clifden reizen we naar het centrum van Gallway. We verblijven er in een hotel aan de rand van de stad. Ook hier lopen we veel, bezoeken de kust en belanden in restaurantjes en pubs. Op een van die avonden zien we een tekening. Het kunstwerk met een afbeelding van een meisje raakt ons enorm omdat ze erg op Lily lijkt. Weer een bijzonder moment wat voor veel tranen zorgt. We komen ze overal tegen en zo zijn ze nooit verdwenen.
We verblijven ongeveer een maand in Ierland maar we moeten ook een keer terug. Ierland was goed voor ons. Het ruige landschap paste precies bij onze gemoedstoestand. We hebben er veel gewandeld, in de pub gezeten en ook met Paul en Babs mooie roadtrips gemaakt. Eind januari vliegen we weer naar Nederland. Ik zoek contact met mijn werkgever en krijg een oproep om bij de arboarts te verschijnen. Omdat ik in het verleden niet zo’n goede ervaring heb gehad met deze man neem ik Irene mee. De arboarts heeft enkel een ziekmelding doorgekregen en vraagt wat er aan de hand is. Hij schrikt zichtbaar. ‘Ja, hier bestaat geen blauwdruk voor.’, zegt hij. We spreken af dat ik ga proberen op te bouwen op mijn werkplek en dat we elkaar de volgende maand weer zien. Omdat mijn hart pijn doet en ik het eng vind weer naar de plek toe te gaan waar ik het telefoontje kreeg, wacht een collegaatje mij buiten op. Er vindt een gesprek met mijn leidinggevende plaats en zij loopt mee naar mijn werkplek. Daar aangekomen zie ik de post-it met het telefoonnummer van ons thuis liggen op mijn bureau. Precies zoals ik het had achtergelaten. Ik word niet goed. Het opbouwen van uren gaat voor geen meter. Ik moet van de arboarts in gesprek met mijn leidinggevende en iemand van personeelszaken. Irene gaat met mij mee ter ondersteuning. De dame van personeelszaken is heel invoelend maar mijn leidinggevende heb ik al eerder betrapt op het missen van enig empathisch vermogen. Ze vraagt gelijk of ik weer medicatie slik. In 2016 ben ik van alle medicatie afgekickt maar toen ik nog medicatie moest gebruiken, vond ze dat ik extra gecontroleerd moest worden. Ik bleek dezelfde “fouten” als mijn collega’s te maken. Het was geen prettig gesprek.
Tussendoor komt Willems ex schoonmoeder op bezoek. Ze delen een verleden en natuurlijk ook het verdriet. Ze is een oud-collegaatje van mij en ik kan het goed met haar vinden. Als Willem de woonkamer voor een moment verlaat begint ze te vertellen over het huwelijk van Willem. Het zou de schuld zijn van Willems moeder dat dit op de klippen is gelopen. Ze heeft drie scheidingen meegemaakt. Een van haarzelf en die van haar beide dochters. Dat heeft haar veel verdriet opgeleverd en nu komt daar het overlijden van haar kleinkinderen bij. En wat ze ook verteld is dat er wordt geroddeld. Er wordt verteld dat haar dochter expres tegen de vrachtwagen zou zijn gereden omdat ze in een vechtscheiding zouden zitten. Dat is toch raar, ze zijn al een poosje gescheiden. En de kinderen zouden van verschillende vaders zijn omdat ze beiden een ander tintje hebben. Willem is kwart Indo en Mike heeft dat kleurtje van hem. Lily is zo wit als een blanco a4tje zegt hij altijd. Zeg het maar niet tegen mijn dochter want die heeft het al zwaar genoeg. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Val stil en het is een chaos in mijn hoofd. Ik ben er een week ziek van en ik moet mijn moed bij elkaar rapen om Willem te vertellen waar ik mee zit. Omdat ze het vertelde waar hij niet bij was heb ik het idee gekregen dat hij het ook niet mocht weten maar ik moet aan mijn partner kwijt waar ik last van heb. Ik snap de hele bedoeling van het vertellen van deze roddels niet maar denk dat ze zich heeft moeten uiten. Ze zal Willem geen pijn hebben willen doen met de roddels die ze heeft gehoord en daarom hebben gewacht met zich uitspreken tot ze alleen met mij was… Denk ik…
De verkeerspolitie komt langs om te vertellen wat hun eindconclusie van het onderzoek is. Het wordt geen fijn gesprek. Ze zijn erg defensief. Als ze het over bepaalde resultaten uit het onderzoek hebben, zeg ik: ‘Het moet een vreselijke knal zijn geweest.’ ‘Hoe kom je daarbij?’, zegt een van de agenten bars. ‘Omdat dat op Omroep Zeeland was, de mensen in de buurt hebben dat gehoord.’ ‘Er is in de wijde omgeving geen huis.’, zegt de ander. ‘Nou, ik ben er laatst nog langsgereden en er staat een boerderij naast de autoweg.’ Ik krijg het gevoel alsof wij iets fout hebben gedaan. De gedachte dat ze het moeilijk vonden dit nieuws te brengen, duw ik weg, want ik denk dat ze vaker zo’n gesprek hebben gevoerd. We mogen naar de Rechtbank om het hele onderzoek te bekijken, maar Willem vindt dat te confronterend.
In het weekend krijg ik heel veel last van herbelevingen. Willem belt in paniek naar Irene. ‘Zo heb ik Sil nog nooit meegemaakt’. En Irene zegt tegen me: ‘Als je niet kunt gaan werken, blijf dan maandag thuis. We moeten kijken of we dit anders kunnen oplossen.’ Irene heeft een goede tijdelijke oplossing gevonden die ze wil voorleggen aan mijn werkgever en de Arboarts. Ik kan in haar bedrijf als vrijwilliger aan de slag en zo proberen terug te komen in het werkproces. Er wordt ingestemd met dit plan. Het opbouwen gaat hier goed, maar na drie maanden moet ik echt terug naar mijn werkgever. Irene probeert (met haar vooruitziende blik) nog of ze mij kan inhuren om/niet maar de werkgever is onverbiddelijk. Ik moet terug naar mijn bureau op kantoor. Het gaat niet. De arboarts zegt: Ik moet nu iets vreemds gaan doen en we gaan kijken hoe dit voor je uitpakt. Ik moet je twee uur in de week betermelden maar jij moet dan zeggen dat het niet gaat. Dat je niet kunt werken.’ Ik krijg niet duidelijk wat zijn plan nu uiteindelijk inhoudt, maar wat zijn plan ook was, het werkt niet. In augustus ligt er een brief van mijn werkgever op de deurmat en daarin staat dat ik aan werkweigering doe. Mijn loon wordt niet meer uitgekeerd. Ik draai helemaal door. Ik word verplicht iets te doen wat ik niet kan. Wat niet gaat. Ik ben op, kapot, murw en moet besluiten mijn ontslag in te dienen met alle gevolgen van dien. Ik ben in 2014 voor 50% afgekeurd en zoek contact met het UWV om bij hen raad te krijgen over het hele gebeuren. Ik mag op gesprek komen bij een arbeidsdeskundige maar die is onverbiddelijk. ‘Ga vanmiddag naar je werk en drink er een kop koffie. Als je je baan kwijtraakt gaat je WIA-uitkering ook omlaag, want je krijgt de aanvulling omdat je een baan hebt. En dat wil je niet, toch?’ Het zou netjes zijn geweest van mijn werkgever dat ze zich zouden inleven in mijn situatie. Het is niet zo dat ik thuis zit met een gebroken teen. Ze hebben een stok gevonden om mee te slaan en dat doen ze uitstekend. Het recht in iemands gezicht zeggen dat ze van je af willen dat kan natuurlijk niet, dus dan maar op deze manier. Met je rug tegen de muur. Ik kan dit gevecht niet aan en besluit zelf ontslag te nemen. Na 21 jaar stopt mijn carrière bij mijn werkgever. Omdat Irene met mij meevoelt en ik mijn werk goed heb gedaan voor haar stichting toen ik mijn re-integratie bij haar deed, voert ze overleg met het bestuur van de Stichting. Ik krijg een baanaanbod. Ik werk nu als ervaringsdeskundige voor een stichting die zich inzet voor mensen met een psychische en/of lichamelijke kwetsbaarheid. Het is een groeiend bedrijf waar ik mij zeer welkom voel. Het voelt als een warm bad om gewaardeerd te worden om wie ik ben en het werk wat ik verricht.
PTSS opname
Nadat Irene opmerkte dat ik weleens PTSS zou kunnen hebben volgen de intakes en mijn opname. Ik doe het intensive8-traject (twee keer vier dagen opname) en ga twee keer per dag naar de hel en terug. Iedere dag wordt er een trauma behandeld en dat is allesbehalve prettig maar wel noodzakelijk om wat verlichting in mijn leven te krijgen. Gelukkig is er veel sport tussendoor en al snel heb ik een klik met een iemand. Het lijkt alsof Veerle mij uitgekozen heeft, want onder het eten vertelt ze tegen degenen met wie we aan tafel zitten dat ik haar veilige haven ben. Ik had het mij niet beseft maar vond het heel lief dat ze dat zei. Op een gegeven moment vond ik op het terrein een steentje in de vorm van een hart. Ik stop het bij haar in haar jaszak. Het is niet handig is ons verteld om vriendschap te sluiten met een medecursist. Wat al helemaal niet mag is het uitwisselen van trauma. Het zou zo kunnen zijn dat er traumaconcurrentie plaats gaat vinden of dat je voor een ander gaat zorgen. Je bent hier om aan jezelf te werken. Aan het einde van deze ‘tweeXvier’ schrijven we stiekem ons telefoonnummer in elkaars werkmap.
Op een gegeven moment was er een oefening die voor mij niet helemaal duidelijk was. We mochten van een touw een cirkel maken. Ik pakte zonder erbij na te denken drie touwen en maakte een mooie grote. Veerle had twee touwen gepakt en had haar cirkel ook neergelegd. Het was wachten op wat komen ging. De sportinstructeurs gingen over het veld lopen en probeerden eerst bij jouw cirkel te staan, kijken hoe je reageert en er daarna in te komen. Dit bleek een oefening over grenzen te zijn. Veerle zei krachtig NEE toen de meest grote instructeur bij haar cirkel naar binnen wilde en hij keerde om. Hij kwam mijn richting uit. Wat nu? Ik werd klein, keek naar de grond en wist niet wat ik moest doen. Huilend loop ik mijn cirkel uit, verder en verder en verder probeerde ik het terrein af te komen. Ik laat mijzelf op dat moment keihard in de steek, maar het wordt wel duidelijk hoe het met mijn grenzen is gesteld. Ik word teruggehaald in de groep en we gaan de oefening nogmaals doen. Hij probeert het nog een keer en weer word ik klein en ik sluit mijn ogen om er niet te zijn. ‘Hey, ik ben het Wil. Probeer me eens aan te kijken.’ Ik weet dat hij niet een van mijn daders is, maar onbewust reageert mijn lijf als op een moment dat er iets ergs gebeurt. Na de oefening kijken Veerle en ik elkaar bedroefd en betraand aan en stilzwijgend lopen we naast elkaar naar de ruimte waar we even pauze hebben. Als ik klaar ben bij Psytrec heb ik zo hard het snot voor mijn ogen gewerkt dat ik het idee heb dat ik de hele wereld aankan. Iets meer dan een jaar later ga ik toch op herhaling maar nu in Bilthoven. Ook daar is het een mooie bosrijke omgeving. Na mijn eerste behandeling zijn er zoveel laden opengegaan dat ik niet eens meer wist dat ze bestonden en überhaupt had dichtgedaan. Dat is het effect van dingen “verwerken”. Je creëert er ruimte mee voor dingen die nog zijn weggestopt. Sommige vriendschappen sneuvelen als je iets heftigs meemaakt. Het is voor een ander ook moeilijk om pijn te zien en niet te weten hoe daar mee om te gaan. Zo ook een met een vriendin die mij vertelde dat sommige kinderen op de wereld komen om er niet lang te zijn. Dat dat voorbestemd is. Ze vertelde mij dat Willem dit zelf veroorzaakt had. In een van de gesprekken die we met zijn drieën hadden toen ze bij ons op bezoek was had Willem het erover dat hij bang was ze op een of andere manier kwijt te raken. Hij heeft het het universum in geslingerd Sil en dan gebeurt het ook. Kijk, het is niet erg als iemand deze overtuiging heeft, ieder mens mag denken wat hij wil, maar het uitspreken is toch een heel ander verhaal. Het doet mij pijn dat ze dit zegt. Ik ben op dat moment in de war en weet niet wat ik met haar woorden aan moet. Vroeger thuis was ik het ook weleens niet met iets eens maar kreeg op mijn kop en moest naar mijn kamer. Ik heb daardoor niet leren terugpraten maar op deze leeftijd moet dat geen excuus meer zijn. Ik voer veel gesprekken met haar in mijn hoofd maar daar heeft zij geen weet van. Het helpt niets en het haalt niets uit. De vriendschap sukkelt nog zo’n twee jaar door als ik besluit er wat aan te moeten doen. Het voelt niet fijn en ik wil op een zachte manier en naar mezelf wijzend de vriendschap beëindigen. Ik pak het aan vanuit mezelf en vertel dat ik veranderd ben de laatste maanden. Ze reageert, was het maar de laatste twee maanden, je bent al twee jaar anders. Dat klopt. Ze weet wat er is gebeurd maar het lijkt of ze eist dat ik eroverheen stap, doorga met mijn leven en haar de aandacht geef die ze volgens haar verdient. Ik kan haar dit niet geven en daardoor is het over.
Kwade cellen
We gaan op bezoek bij een nicht van Willem. Ze ervaart meer dan de gemiddelde mens en na een fijn samenzijn zegt ze bij het weggaan: ‘Er is iets niet goed met jouw buik. Ik zou het na laten kijken.’ Al een poosje heb ik last van een weeïge buikpijn en een bezoek met de gynaecoloog wordt gepland. Een paar jaar geleden had ik ook een verkeerde PAP-uitslag en daarom stond ik onder controle, maar dat was toen vanzelf weer weggegaan. Deze keer was het uitstrijkje weer niet goed en ik mocht komen voor een lisexcisie. Er wordt een laagje met onrustige cellen van mijn baarmoedermond weggesneden. Dit wordt op kweek gezet en de arts noemt een datum waarop hij mij belt met de uitslag en precies op de afgesproken tijd belt hij mij. Ik ben ervan uitgegaan dat als het mis is hij mij eerder zal bellen, dus ik neem met een positieve houding de telefoon op. Gelijk zegt hij: ‘Het is niet goed, we gaan je baarmoeder weghalen.’ Het voelt alsof ik een keiharde stomp in mijn buik krijg. Hij gaat verder. Als ik jonger was geweest en nog een kinderwens had gehad, hadden ze een sparende operatie uitgevoerd maar ik heb de leeftijd dat ik mijn baarmoeder niet meer gebruik, dus hij mag eruit; zo is zijn uitleg. Het wordt wat ingewikkeld in mijn hoofd, maar ik hou mij staande. Ik ben op mijn werk en zowel mijn moeder als Irene zijn er om me op te vangen. Ik vertel aan hun dat de uitslag niet goed is. ‘Gaat het?’, vraagt Irene. ‘Eigenlijk wel.’, is mijn antwoord. ‘Het lijkt mij verstandig dat ik achter je aan naar huis rijd en dat we het samen aan Willem vertellen.’, zegt ze. In de auto realiseer ik me eigenlijk pas wat de arts net heeft gezegd. Het schijnt zo te zijn dat ik kanker heb. Dit kan er ook nog wel bij. Waarom overkomt mij dit? Dan komen de tranen. Het voelt veilig dat Irene achter mij aan rijdt en thuis aangekomen kijkt Willem verbaasd dat ik er al ben. ‘Wil je even gaan zitten?’, vraag ik. ‘Ga je bij me weg?’, zegt hij. Het blijkt dat zijn ex ook iemand had meegenomen toen ze hem deze boodschap gaf. ‘Nee’, zeg ik, ‘absoluut niet, maar de uitslag van de lisexcisie is niet goed.’ ‘Je gaat toch niet dood?’ ‘Nee, dat was ik niet van plan.’
Op de dag van de operatie zijn Willem en Yolanda (mijn beste vriendin) bij me om me te ondersteunen. We grappen wat over het operatiehemd en de sexy sokken die ik aan mag. Ik mag een medicijn inhaleren om mijn longen open te zetten en ik krijg iets kalmerends waardoor ik heel rustig word. Daarna rijden ze me naar de wachtzaal met bed en al en daar worden de laatste dingen doorgesproken. Nadat ik na de operatie op de verkoeverkamer wakker ben geworden, rijden ze me terug richting de afdeling. Willem heeft een herbeleving als hij mij ziet met een slangetje in mijn neus voor zuurstof. Hij ziet i.p.v. mij zijn dochter op het bed liggen. Later komt de chirurg vertellen dat de operatie goed is gegaan. Ze hebben naast de baarmoeder en de baarmoedermond ook mijn eileiders verwijderd. Het was een snelgroeiende kankersoort en het zou zo kunnen zijn dat het daar ook al zou zitten. Het zekere voor het onzekere. Ik schrik ervan. Ik mag zes weken heel weinig doen. ‘Nog geen pak melk uit de koelkast halen, mevrouw, want de wond moet zich goed sluiten.’ Ik verplaats mij van het bed naar de bank en vice versa en sterk langzaam weer aan. Ik krijg een lekker bruin kleurtje, want er is veel zon dat voorjaar en ik probeer het leven weer op te pakken. Als de verjaardagen van de kinderen eraan komen is dat altijd een extra moeilijke periode. In maart is Mike jarig en in november Lily. Op een gegeven moment vindt een behandelaar van Willem het nodig dat hij het contact met zijn moeder tijdelijk verbreekt. De reden hiervoor ga ik hier niet benoemen maar we hebben beiden onze rugzak met vroegkinderlijk trauma. Tegen de tijd dat Lily jarig is, komt zijn psychologe met het idee om met hem en zijn moeder om de tafel te gaan zitten en dan gaat het mis. De druk is te veel. Willem zakt in een randpsychose. Hij kan niet meer alleen zijn, is iedere morgen om vijf uur wakker en heeft last van paranoïde wanen. Een goede vriend van ons kan bij hem zijn als ik moet werken, dus proberen we het zo vol te houden. Zodra het met hem beter gaat, donder ik in elkaar. Ik heb me weer te lang sterk proberen te houden in een situatie die daar te moeilijk voor was. Dit duurt een aantal maanden en eigenlijk te lang, want het uitzendbureau waarvoor ik werk (mijn werkgever huurt mij via dit bureau in) wil mijn contract niet verlengen. Irene doet ontzettend haar best, want eerlijk, ik ben er helemaal van in paniek. Slapen is al een dingetje en ik doe nachten geen oog dicht van dit gegeven. Uiteindelijk krijg ik toch een nieuw contract!
Ik ben een aantal weken aan het werk als een klasgenootje mij in tranen opbelt: ik ben positief op Covid getest. Ik test eerst negatief maar die avond word ik heel erg ziek. Ik laat me nogmaals testen en deze keer is positief. Een weeklang ga ik in isolatie. Willem volgt een intensief traject en wil niet het risico lopen besmet te raken zodat hij dingen moet gaan missen. Ik weet niet veel meer van die week, heb veel geslapen maar ben ook verdergegaan met schrijven voor dit boek. Nu bijna twee maanden later is het zo dat ik nog steeds bezig ben met het opbouwen van uren. Deze week ga ik starten met een long Covid revalidatie want ik heb te veel restklachten. Voor het traject heb ik een intake bij een fysiotherapeut. We doen wat testjes. Tijdens de 6 minuten looptest krijg ik een saturatiemeter aan mijn vinger. Na 3 minuten zegt ze, stop maar ga eens even zitten. Ze vraagt of ik bètablokkers gebruik voor mijn hart. Dat is niet het geval. Het zuurstofgehalte in mijn bloed keldert enorm tijdens de minste inspanning. Mijn hart zou het daarna over moeten nemen maar gaat niet harder werken. Ik vraag haar of het daardoor komt dat ik vaak het gevoel van flauwvallen krijgen. Ze knikt instemmend. Het kan een gevolg van de Covid infectie zijn maar dit zal nog uitgezocht moeten worden.
In november eindigt mijn contract weer. Ik moet nu dus eigenlijk keihard aan de slag om weer op te knappen en weer geen verlenging mis te lopen. En keihard werken is iets wat ik heel graag doe. Daar kan ik immers heel mooi mee vermijden maar dit keer geeft mijn lichaam aan dat ik daar niet meer mee wegkom. Zou ik dan eindelijk eens gaan leren luisteren naar wat mijn lijf mij te vertellen heeft?
Waarschijnlijk denk je na het lezen van deze verhalen wat een k*t leven maar ik verzeker je. Het leven zal nooit meer makkelijk zijn maar we willen wel proberen lichtpuntjes te blijven zien. Door beiden een traject bij Psytrec te zijn aangegaan en andere therapieën te volgen, proberen we dat het leven weer leefbaar wordt i.p.v. een overleving. En echt, zo af en toe hebben we echt wel weer geluksmomenten!
Dank je wel dat je de moeite hebt genomen om een gedeelte van mijn leven te lezen.
Lieve groet,
Sil X